Monday 21 January 2013

Wayfaring stranger


Het troepje kwam in de verkeerde richting de toegangstrap naar het metroperron weer op, en stond vervolgens wat te draaien bovenaan de trap, op zoek naar het toestel om hun kaartje te ontwaarden. “Zie da we‘n ’n boet krijgen!”, werd er door één van hen verschrikt vooropgesteld in verband met de mogelijke roekeloosheid van het niet-ontwaarden van het ticket.

Vervolgens kwamen ze het metrotoestel ingedoken dat met bellende deursignalen vertrekkensklaar stond, om zich vervolgens af te vragen of het “de juste richting?” was, daarbij vragende blikken in het rond strooiend aan de omstaanders, waarvan zowat de helft anderstaligen het "patois" waarschijnlijk niet eens kon thuisbrengen, laat staan begrijpen. “Zemme’n in de juste richting?” Ondergetekende kon de herkomst van het taaltje ergens in de onderbuik van Oost-Vlaanderen thuisbrengen, en op dat moment dus ook als enige de ontspoorde gelegenheidstoeristen te woord staan. Zowel vestimentair (skijassen, wandelschoenen) – diegenen die in de richting van het Europees en financieel kwartier rijden zijn gewoonlijk nogal zakelijk gekleed – als aan hun verwondering om het Brusselse metro-avontuur was duidelijk op te maken dat het ging regionale bedienden of ambtenaren die voor een dag gedetacheerd waren naar 'De Hoofdstad' en instructies hadden gekregen om zich per metro te verplaatsen. 

Z’emme mij gezeid da’t gemakkelijk zou zèn” vertrouwde de dame mij toe die voor mij in het overvolle toestel tegen de deur geprangd stond, nog voor ik twee woorden gesproken had. Ik moet naar Kunst/Wet", waarop ik haar geruststelde dat ze wel degelijk in de juiste richting zat, en maar twee haltes verder moest. "En mijnen trein was op tijd” voegde ze er nog extra aan toe, om mij als achtergrondinformatie duidelijk te maken dat het zelfs niet eens een probleem zou zijn als ze in de verkeerde richting zou zitten, gevolgd door nog een hele resem persoonlijke mijmeringen over het schijnbaar eenvoudige metronetwerk van Brussel, dat voor leken toch niet zo vanzelfsprekend leek, maar dat ze nu dankzij mijn persoonlijke tussenkomst toch in de juiste richting zat. Wat nog een paar keer werd erkend met een paar knikjes en een brede glimlach, van de "wij-kennen-elkaar"-soort. Wat voor haar vanzelfsprekend was, was het gemak waarmee ze mij in vertrouwen nam, en al meteen uitweidde over een boel dingen, iets wat door de rest van het groepje eveneens werd toegepast op de overige omstaanders. 

Dit schijnt heel kenmerkend voor "regionalen" die bij gelegenheid de grootstad aandoen. Nog zo'n eigenaardigheid, naast de naïeve en evidente openheid jegens complete vreemdelingen waarvan ze nog niet eens weten of ze wel dezelfde taal spreken, is de kinderlijke opwinding waarmee ze tegen een dergelijke uitstap aankijken, als ging het om de jaarlijkse schooluitstap van een groep prille tieners (voor het eerst een paar uren vrij in de grote stad!): het begint al in het station van vertrek, waar de aankoop van het ticket al een hele onderneming is die voor de nodige animatie zorgt, met de anticiperende spanning van een dag-niet-zoals-alle-anderen. Vervolgens de aankomst in de grootstad, waar ze letterlijk als een kind in een snoepwinkel zijn; het aankopen van een exotische croissant-met-speculoos of pain-au-chocolat-met-crème op een (gewone) doordeweekse dag aan het snackkraampje van het station (zomaar, omdat ze het kunnen!) maakt de werkuitstap meteen een pak boeiender. Er zijn zelfs ambtenaren die elke dag op die manier op de trein stappen, op weg naar hun werk. Een mens zou bijna gaan smeken om een job in de ambtenarij... 

Nee, dan de dame die vanmorgen naast mij op de trein zat, en met een zucht haar tas wegnam om plaats te maken voor mij in een overvolle trein, die mij vervolgens nog meermaals een vieze blik toegooide wegens het onderbreken van haar ochtendhumeur, en ook een paar keer in mijn richting hoestte in de hoop dat ik mij stante pede terug zou verwijderen...: in één oogopslag kon ik vaststellen dat zij een geroutineerde pendelaar was.

"Merci, zelle, merci merci! En nog ne goeiendag hé!" nam de Oost-Vlaamse uitgebreid afscheid van mij toen ze haar weg vervolgde, op naar een dag in de grootstad. Wat mij betreft mag er zich elke dag een detachement van het platteland op mijn weg bevinden; een aangename manier om de dag te beginnen.


Monday 14 January 2013

A day in the life: Suck it up

A day in the life: Suck it up: “Dat is wel al een vrij oud modelleke, hé madame” was het antwoord van de dame, toen bleek dat ze het door mij gevraagde type stofzuigerza...

Suck it up


“Dat is wel al een vrij oud modelleke, hé madame” was het antwoord van de dame, toen bleek dat ze het door mij gevraagde type stofzuigerzakken niet meer in stock had. Ze was samen met de andere twee exemplaren die de elektrozaak runden anders zelf de wettelijke pensioenleeftijd van mijn en de opkomende generatie reeds ruimschoots gepasseerd, en ik kon nog net een gevat antwoord doorslikken dat onmiddellijk bij me opkwam. Het zou me niet aan mijn zakken helpen. Het meest treffende was het feit dat mijn nog steeds perfect functionerende stofzuiger met een levensduur van een dikke 10 jaar plotseling als “oud” werd bestempeld, hoewel hij niet veel verschilt van de laatste nieuwe modellen, behalve dan dat hij iets minder blinkt en niet door het leven gaat met een bijdehandse naam als “Action Plus Champagne” of “Extreme X210 Green Metallic”. Van een Nilfisk verwacht ik ook niet minder; zover ik in mijn herinnering kan teruggaan, hebben mijn ouders altijd een NilfiskGA70 in huis gehad, een lelijk ding dat enorm onhandig leek maar zonder problemen pakweg de hond kon opzuigen, en die is pas vervangen lang nadat ik mijn hogere studies had aangevat, meer uit zin voor modernisering dan omwille van een gebrek aan efficiëntie. En vermoedelijk ook omdat die vernieuwingsdrang zo’n twintig jaar geleden de kop begon op te steken.

De opmerking van de dame had wellicht tot doel dat ik mij op slag gedemodeerd zou voelen, zodat mij de lust zou bekruipen om het “oubollige” toestel te vervangen door een gloednieuw, blinkender model, waarvan het nog af te wachten valt of dat dezelfde efficiëntie aan de dag zou leggen, of een gelijkaardige levensduur zou halen. Maar zoals reeds eerder diezelfde denkoefening werd gemaakt met een paar gedemodeerde doch goed functionerende televisietoestellen, kon ik ook nu geen reden bedenken om het ding van de hand te doen. En nu is het nog maar de vraag of ze daadwerkelijk zal overgaan tot het bestellen van de gevraagde stofzuigerzakken, want uit haar reactie kon ik opmaken dat ik werkelijk nog de enige in het heelal ben die met een stofzuiger van meer dan tien jaar oud aan de slag gaat, ook al blijkt Nilfisk op het internet dan ook een springlevende handel te voeren met wisselstukken van al die “oude modellekes”. Ik hoop maar voor de uitbaatster van de elektrozaak dat haar familieleden niet dezelfde denktrant aan de dag leggen. De wisselstukken zouden onvindbaar zijn.


Friday 11 January 2013

Here we go again


Net als altijd is het jaar gestart met een heleboel goede voornemens, die meestal tegen het midden van de nieuwe maand alweer zijn doorgespoeld met alle goedkope cava die dient om in professionele middens de nietszeggende kelen te smeren. De ene job is het andere niet, maar in (semi-)academische kringen is het toch frappant hoe elke keer de grote hoofden, die het hele jaar door een publiek van divers pluimage toespreken over eigen-leestonderwerpen, in tête-à-tête-situaties met niet-academische collega’s vervallen in clichématig gehakkel als het over dagdagelijkse onderwerpen gaat, al dan niet persoonlijke dieptevragen vermijden, en bij voorkeur het gesprek steeds doen terugkeren op de eigen leest, om op die manier het spoor niet bijster te raken. Zij kunnen alweer opgelucht ademhalen dat dit alles achter de rug is voor een dikke elf maand en dat ze nu terug kunnen doorgaan met de wiskundige orde van de dag.

Mijn eigen goede voornemens worden tegenwoordig binnenshoofds gehouden, kwestie van een veiligheidsmarge in te bouwen voor wanneer al voortijdig van het goede pad wordt afgeweken zonder dat daarvoor verantwoording aan derden dient te worden afgelegd. Nogal flauw, ik weet het, maar na de lezing van Paul Verhaeghe’s Identiteit – waarvan een paar elementen misschien wel inspirerend kunnen werken mocht u zelf om enige goede voornemens verlegen zitten – is één van mijn voornaamste voornemens vooral om de “gebruikelijke” gang van zaken in de wereld en mijn eigen bezigheden in dat kader af en toe eens een beetje meer in vraag te stellen. Contradictorisch genoeg lijkt het na het lezen van dit boek – dat soms misschien een beetje in de overdrijving gaat, en niet echt vrolijke lectuur is – alsof een heleboel van de pijnpunten die erin worden aangebracht sindsdien in het dagelijks leven op alle plekken als een grote rode vlek in mijn oogveld opduiken. Een ‘Aha-Erlebnis’ als het ware, zij het dan niet bepaald in de goede zin, maar “om weer helder te kunnen zien, hoef je vaak alleen van perspectief te veranderen” (de Saint-Exupéry).

Hoedanook, ik heb er, maar ik houd ze voor mezelf, zodat ik alleen bij mezelf te biechten moet gaan en ik voor mezelf geen nodeloze mentale stress veroorzaak. Nu de wereld, ondanks het feit dat sommigen heel hard hun best doen, tot nader (nieuwe) orde nog altijd niet is vergaan, gaat het vanaf nu misschien toch een beetje meer à l’aise.