Friday 13 December 2013

A day in the life: No rewind

A day in the life: No rewind: Enkel voorzien van een paar gitaren, een klavier en een mondharmonica, zo trekt Paul Michiels tegenwoordig de boer op, en wij mochten erbij ...

No rewind

Enkel voorzien van een paar gitaren, een klavier en een mondharmonica, zo trekt Paul Michiels tegenwoordig de boer op, en wij mochten erbij zijn. Een beetje in de hoek geduwd als de blonde huppelende helft van Soulsister in bygone days, gooit de man het over een andere boeg met een nieuwe plaat die een mix is van zelf geschreven en geleende nummers, die hij in een wat intiemere (ook al is dat in een cultureel centrum nogal relatief) en akoestische setting brengt als “The Lonesome Dreamer”: fijne funky – jazzy – bluesy nummers, een beetje zijn coming-of-age plaat? Hij heeft er in ieder geval wel de leeftijd voor, ook al doet de Polle Pap heel erg zijn best om dat allemaal te negeren en gewoon te doen alsof hij nog steeds een paar decennia jonger is. 

Aan het begin van het optreden gaf hij even de indruk bij zijn vertellende bindteksten een beetje op de adem te trappen na de lange uithalen van een song of twee, tijdens het zingen zelf was daar in ieder geval helemaal niets van te merken: een loepzuivere hoge stem die ver draagt en er nooit naast zit. Mooi toch. Zelf heb ik altijd wel een boon gehad voor deze bard, wiens stem zo erg doet denken aan die andere favoriete melkboerenzoon, dat ik tegenwoordig tijdens de eerste noten op de radio van zijn nieuwe single “No rewind” altijd weer gefopt ben (en dan zo blij ben dat het toch Paul en niet Gordon is).

Maar, en daar wordt hij toch wel heel erg onderschat, deze Lonesome Dreamer heeft veel meer in zijn mars. Voor deze tournee trekt hij alle registers en meteen ook zijn hele persoonlijke muziekgeschiedenis open, tot op de dag van vandaag: als een combinatie van Elton John-meets-Neil Young-meets-Toots Thielemans speelt en fluit hij in zijn eentje oude rocknummers uit de jaren ’50, passeren de Beatles de revue, krijgen zijn eigen songs een jaren ’70 intro, mixt hij hitjes van Soulsister met jazzy nummers en geeft hij eigen interpretaties aan Adèle en zowaar Lady Gaga, waarna hij weer naadloos overschakelt op pakweg Buddy Holly of zich in de tuin van Jacques Dutronc waagt op de tonen van Alan Stivell, om af te sluiten met een a capella versie van “Over the rainbow”. 

Voor mensen die hem alleen kunnen verbinden met Soulsister zijn deze optredens toch wel een eye opener; zelf had ik ook nooit gedacht dat in deze Paul zo’n meesterlijk en veelzijdig muzikant schuilging. Ga alstublieft onmiddellijk naar deze Lonesome Dreamer luisteren, mensen. Als hij het nog niet heeft gedaan, vindt hij met deze akoestische set wel the way to your heart. @Paul: de hele set opnemen en uitbrengen op plaat aub.


Thursday 24 October 2013

Alles komt terug

Na eerdere revivals van dingen uit vervlogen tijden is het de laatste paar jaar de beurt aan de jaren ’80 die keihard terugkomen, en - vooral ongevraagd - alle facetten van het dagelijks leven opnieuw infiltreren, al dan niet in een technologisch gepimpte of gefakete versie. De muziekcassette, die momenteel weer opduikt als riemgesp,  handtas, of juweel; epauletten die vrouwen er als American Football-spelers deden uitzien, de lange kousen die voor basketters en andere sporters het toppunt van coolness waren, de oversized brillen die zich van het midden van het voorhoofd tot net boven de lip uitstrekten, de truien die van elke dag een potentiële kerstdag maakten, de opgespoten en getoupeerde kapsels en kuiven waar menig spin zich maar al te graag in zou nestelen, om nog maar te zwijgen van de sjaaltjes uit een soort van camouflagenet die op een bepaald ogenblik bon ton waren op de speelplaats. Het decennium was niet bepaald een toonbeeld van stijl of goede smaak te noemen, en het hoeft voor mij niet echt terug te komen. Wat toen lelijk was, is dat nu nog steeds, laat dat duidelijk zijn.

Daarentegen, "Quality never goes out of style", zoals een niet nader genoemd jeansmerk ooit eens beweerde, en dat is voor mijn part het geval voor die andere grootheden van de jaren ’70 en ’80: Suske en Wiske. Omdat Willy Vandersteen dit jaar 100 zou zijn geworden, en het vorige week Bibliotheekweek was, werd in onze plaatselijke bibliotheek een lezing gehouden door Geert De Weyer, o.a. striprecensent van De Morgen. Technologisch liep niet alles zoals het hoorde – wellicht zat het vroege uur op zondagmorgen er voor iets tussen – zodat de spreker zelf van foto naar foto moest klikken om zijn verhaal te ondersteunen en we het interview met Leen Vandersteen maar zelf moesten opzoeken achteraf, maar veel werd goedgemaakt door een bijzondere onaangekondigde gast die aanvankelijk als stille aanwezige aan de zijlijn een beetje toekeek, maar achteraf als betrokkene van het eerste uur ongewild steeds meer de aandacht naar zich toe zoog, van zodra iedereen wist over wie het ging: Luc Morjaeu, dé huidige tekenaar van Suske en Wiske en hoofd van Studio Vandersteen, blijkt zowaar een (ingeweken) mede-inwoner van de gemeente Puurs te zijn. Hoewel Geert De Weyer veelal over het verleden kwam spreken en de evolutie van verteller Vandersteen als tekenaar, werd er, al was het maar omdat we hier een tastbare godheid van de Studio in ons midden hadden, af en toe toch gepolst naar het hoe en wat van de Kalmthoutse kwintessens (alsof Morjaeu die elke dag aan den lijve kan ondervinden en de geest van Vandersteen op zijn schouder zit), waarop hij toch meestal zijn ietwat verlegen zelf bleef en andere aanwezige stripfanaten dikwijls voor hun beurt liet spreken, alsof zij, en niet hij, diegenen waren die op de stoel van Vandersteen hadden gezeten. Hoewel vermoedelijk ingegeven door een zekere nostalgie (want Suske en Wiske is toch eigenlijk wel kinderliteratuur), was de lezing voor mij in ieder geval meer dan geslaagd, vooral omdat ik mijn nog steeds groeiende collectie (waarvan sommige exemplaren ondertussen, dankzij zus en broer, ook al meer dan 40 jaar oud zijn) kon aanvullen met een nieuwe Sus & Wis, met een persoonlijk opgedragen en gesigneerde tekening van de huidige grootmeester zelve. En reken maar dat er goed op zal worden gepast thuis...






Tuesday 24 September 2013

Chasing cars

Ruim een jaar nadat we de oude Saab rustig hadden laten inslapen wegens een sputterend einde na een meer dan behoorlijke staat van dienst (12 jaar en 283.000 km), ging ook de al even oude VW Bora aan het tegenpruttelen, ondanks dat die tegenwoordig alleen nog wordt gebezigd tussen de woonplaats en het station, plaatselijke supermarkten, en, als de trein weer eens te hoog zit, soms ook het centrum van Brussel. Na 13 jaar en bijna 112.000 km heeft de benzinemotor blijkbaar zin om er ook stilaan een punt achter te zetten, en geraakt hij ’s morgens of na een parkeerbeurt slechts met enige moeite uit zijn rustpauze, om nog te zwijgen van het gekraak en gepiep dat hij ten berde brengt als hij dan uiteindelijk toch in beweging komt, of het feit dat één van de ramen al niet meer opengaat.

Heel wat automerken deden deze maand allerlei aanbiedingen die de consument uit het crisishol moesten lokken, en dus werd er ook thuis naarstig overleg gepleegd over de potentiële vervanging van de incidentele dienstweigeraar. Prijzen, kleuren, motoren, uitstoot, vering, ophanging, ABS, EPS, en nog allerlei termen waar je je haast niet of nauwelijks iets kan bij voorstellen passeerden de revue in een vrij korte tijdspanne, op dusdanige wijze dat ons het hoofd op hol werd gebracht en we aldra het noorden kwijtgeraakten in het gemotoriseerde aanbod. Kwam daarbij dat heel wat prijzen en aanbiedingen als spreekwoordelijk lokaas dienden voor de gretige kooplustigen, en in werkelijkheid al gauw uitdraaiden op een procentueel aanzienlijk hoger bedrag voor deze en gene knopjes en snufjes in het vervoermiddel. Tevens bleken verschillende van de loontrekkenden in dienst van deze merken niet echt dezelfde motivatie te bezitten als de aanprijzende marketingafdeling van het hoofdkantoor, en als we al niet met de nek werden aangekeken bij een voorzichtig bezoek, dan toch wel van top tot teen met één geheven wenkbrauw, en was het zelfs nog maar amper de moeite om ons te benaderen, of zelfs maar aan te spreken. Moeten we daaruit afleiden dat de autoverkoop allesbehalve slabakt en ze de klant niet echt meer nodig hebben, omdat de regering toch de vierjaarlijkse vervanging van leasewagens sponsort, in tegenstelling tot mensen die een groener alternatief zoeken, en daarin als vanzelf in hun onderhoud wordt voorzien? 

Enkele heren bij VW/Skoda, Renault/Dacia en Citroën (we proberen het Europees te houden) vonden het alvast amper de moeite om uit hun stoel recht te staan, laat staan met de gewenste modellen voor de pinnen te komen. Waar zulks in beperkte zin wel het geval was, werd er niet zomaar langs onze neuzen weg, maar voluit in het gezicht ook kortweg duidelijk gemaakt dat er geen enkele, 0.0, nada, nothing bijkomende korting af kon voor modellen die niet in de geprezen superpromotie stonden, maar iets uitgebreider waren; in sommige gevallen was zelfs niet eens een zgn. "ecobonus" mogelijk voor de gepensioneerde die werd ingeleverd. Het meest flagrante was toch wel het eerstgenoemde merkenduo, nochtans een garage waar de rechtmatige eigenaar van onze oude VW, evenals zijn halve familie, al jaren kind aan huis is en al ettelijke centen heeft achtergelaten onder de vorm van aankopen, herstellingen en onderhoud: geen info, geen moeite, geen zin... VW verlaat het toneel.

Met enige argwaan gingen we te langen leste een kijkje nemen bij Cardoen – door velen, en vooral de merken zelf, uitgespuwd omwille van zijn invoerpraktijken, die echter ondertussen al door heel wat tweedehandsverkopers duchtig werden overgenomen en geïmiteerd – om eens te grasduinen in de tentoongestelde aanbiedingen en te zien wat er voor het vooropgestelde budget te verkrijgen was. De verkopers waren aandachtig, vriendelijk en informatief waar nodig, zonder dan weer opdringerig te zijn of ons op voorhand te veroordelen omdat we niet onmiddellijk 50.000 euro veil hadden voor – ik zeg zomaar iets – een benzineplenzende 4X4. De gelegenheidsverkoper die enkel dienst had op weekends, bood ons onmiddellijk een testrit met het gekozen model op eigen terrein, en uiteindelijk werd de knoop doorgehakt in het voordeel van de “autosupermarkt”, waar ondanks het nochtans vrijblijvender karakter van een tweedehands-, directie-, of nieuwe ingevoerde wagen klantenbinding en vriendelijkheid klaarblijkelijk prominenter in de etalage staan. De Italiaan met wie we het goed konden vinden zal binnen enkele weken ter beschikking zijn.

Weer een zorg minder; tijd voor wat zondagsrust. Die zochten we op in Het Gulden Cabinet bij Nicolaas Rockox waar het KMSKA tijdens haar eigen verbouwingen een deel van haar meesterwerken voorlopig parkeerde, als voorbeeld van hoe een kunstcollectie er tijdens de Antwerpse Gouden Eeuw zou uitgezien hebben, en dat een beetje doet denken aan zijn latere evenknie Mayer Van den Bergh een beetje verderop. Hoewel er heel wat grote meesters hangen (Van der Weyden, Memling, Van Eyck, Rubens, Van Dyck en anderen) en de toegangsprijs in verhouding slechts een habbekrats is, was het er niet bepaald over de koppen lopen. De vele kunstdiefstallen van de laatste tijd indachtig werd er anders wel erg fanatiek op de veiligheid toegezien, alsof je ongestoord en ongezien met een Jean Fouquet door de voordeur buitengaat. De alarmgrens was nl. op een luttele 60 cm van elk object geplaatst, waardoor elke vingerwijzing, schijnbeweging of neus op de feiten een schel alarmsignaal uitlokte, en het met slechts een handvol geïnteresseerde bezoekers in de ruimte toch al gauw leek op een opendeurdag van de plaatselijke brandweer, en de suppoosten in verhoogde staat van paraatheid en zenuwachtigheid waren. Een magere opkomst dus, wellicht dat het leuke introductiefilmpje tijdens weekdagen meer kleinere bezoekers op de been kan brengen. Kwestie van de schwung er ook wat in te houden voor de suppoosten.

Friday 6 September 2013

What's the frequency, Kenneth?

Dit moet zo ongeveer de langste blogonderbreking zijn geweest uit de geschiedenis van dit kleinood. Ik ben ondertussen al opgehouden met excuses te zoeken voor mijn gebeurlijke virtuele afwezigheid; niet alleen ben ik niet het soort mens dat excuses aanbrengt, maar bovendien is het iets waar elke occasionele blogger zichzelf toe lijkt te verplichten, ook al wordt er dan niet om den brode, nee zelfs niet met behulp van sponsoring gepend. En het moet maar eens gedaan zijn. Ik heb nl. in het niet-virtuele leven ook een fulltime job die al ettelijke uren per week in beslag neemt. Weliswaar ook in de non-profitsector zoals heel wat bloggers - hoewel die non-profit dan eerder op mezelf persoonlijk dan op mijn management van toepassing is - maar niet het soort non-profit waarbij ik op mijn teensletsen van Twitter naar Facebook schuifel, met tussendoor een aai over de poes en een verse kop koffie uit de keuken. Helaas, mijn non-profit houdt mij dagelijks met andere activiteiten bezig, waarbij de woorden 'pijpen', 'dansen', 'grillen' en 'economisten' in één zin kunnen worden geplaatst (wat uw geobsedeerde geest daarvan maakt is voor uw rekening, maar hou misschien toch in het achterhoofd dat het 'non-profit' is).

Sinds mijn laatste blogbeurt is er dan ook veel gebeurd dat mij de tijd, dan wel de lust tot bloggen ontnam en mij meer dan eens met de spreekwoordelijke mond vol tanden plaatste. Een schrijver zou het wellicht hebben over writer's block, doch als eenvoudige galeislaaf durf ik zo'n dure woorden die de belofte van meer in zich houden niet in de mond of de pen, laat staan het klavier, te nemen.

De Franse man aan het roer van mijn galei - wiens persoonlijke rechterhand ik tot voor enkele maanden nl. was - werd plots ingewisseld voor een Duits en jonger exemplaar; de taal van Voltaire werd ingeruild voor die van Goethe, wat op zich al voor teenkrullen, tongkronkels en tijdbederf zorgde, aangezien ik deze laatste al sinds mijn uitrit uit het KTA van Willebroek (en dat is op zich toch ook alweer enkele jaren vóór de eenmaking van de Europese markt) niet meer gebezigd had - enkele sneeuwstonden met zatte Zwitsers in de Alpen niet te na gesproken. Maar "le roi est mort, vive le roi", en u kent dat spreekwoord van de nieuwe borstels, dus werd er ondertussen al wat uit-, af- en omgekeerd.

Het voorjaar en de lange koude schreeuwde ook om wat dringende beweging, want de sport met de oranje bal leek alweer een heel verre herinnering, en dus werd die in het zog van enkele voormalige sportgenoten ingewisseld voor een fluogeel kleiner exemplaar. Onder deskundige leiding startten we met een paar enthousiastelingen to tennis, en proberen dat zeer consciëntieus op wekelijkse basis te doen. Het doet nl. wel eens goed om ambitieloos en vrij van enige druk achter een bal te hossen, zonder dat daar enig beschadigd plichtsgevoel komt bij kijken als ik hem niet heb.

Verder heb ik de afgelopen maanden gelezen, heel veel gelezen, boeken van echte schrijvers die naam waardig, allemaal uit onze plaatselijke bib, want het tempo waarmee die worden verslonden is recht evenredig aan de vertragingen bij de NMBS. Enkele titels die daarbij een indruk nalieten - ook al waren ze lukraak gekozen uit de rekken van de bib, soms op amper vijf minuten tijd omdat er ook nog een avondmaal diende te worden bereid - en die ook voor de toevallige passant van deze blog de moeite kunnen zijn, waren o.a. "Rebecca" van Daphne du Maurier (dat naar mijn gevoel pas op rijpe leeftijd ten volle kan worden gevat); "En uit de bergen kwam de echo" van Khaled Hosseini, die naast een succesvolle artsencarrière blijkbaar ook nog de tijd vindt om een paar beklijvende bestsellers uit zijn mouw te schudden (some guys have all the luck); het trieste "Staal" van Silvia Avallone; het grappig absurde "De Karaokeoorlog" van Ryu Murakami; en tenslotte het reeds veel te lang uitgestelde "Post voor Mevrouw Bromley" van Stefan Brijs, dat met 2014 in zicht voor iedereen verplichte lectuur zou moeten zijn. Dat alles toch ook met een binnensmondse vloek en een donderslag omdat zij en niet ik tot zoveel moois in staat zijn.

Intussen was er ook nog tijd voor vakantie in het nieuwe EU-lid Kroatie, en wel de provincie Istrië, dat aldra wordt geprezen als het Toscane van de Kroaten (zij het dan eerder in de sfeer van een 30-tal jaar terug) en zich als dusdanig dan ook verzekerd ziet van een gloeiendhete toekomst - en dat mag u, aan 42° in de zon, wel letterlijk nemen. Wat meteen ook de inwendige batterijen ten goede kwam, voor het geval we binnenkort weer een winter van 8 maanden zouden ingaan.

Zijn we zinvol bezig? Dat is een vraag die - zeker in een onderdanig-onderhoudende bediendefunctie - zo steeds meer om het hoekje komt piepen, terwijl we met een vélorail naar onze pensioenleeftijd stompen, en onderweg op het spoor steeds meer stations worden afgeschaft, zodat de eindbestemming alsmaar verderaf ligt. De Vlaamse overheid heeft dat goed begrepen, en dus mogen alle 40-plussers dat voor 2 x 40 euro gaan laten uitpluizen door mensen die zich daar op professionele wijze mee bezighouden, wellicht in de hoop dat mijn generatie de rit met volle goesting uitzit.

Zo zijn we weer op alle vlakken goed vertrokken en in gang geschoten, en kunnen zowel de frequentie en het tempo, alsook de moed op redelijk aanvaardbare hoogte worden gehouden. Doch zonder excuses noch schuldgevoel bij een voorkomelijke kink in de kabel.

Wednesday 10 April 2013

Funky Town

Het paasweekend is altijd een goede okkazie om er een paar dagen tegenaan te plakken en er nog eens tussenuit te knijpen. Geen vlucht uit de polaire luchtlagen, zoals duizenden andere Belgen die hun kroost aan de leerplicht onttrokken om 30 euro uit te sparen op hun vlucht naar de all-in tempels van de Turkse costa’s (“de kindjes uit Afrika zouden content zijn dat ze naar school mógen, gij ondankbaar joenk” was de tegenovergestelde moraal van onze ouders vroeger – doch dit geheel terzijde). Wij spoorden mits opname van officiële verlofdagen onder de genoemde luchtlagen door op dezelfde breedtegraad richting Londen, ofte “’t Stad”, zoals den Boris J. wel eens pleegt te zeggen, als hij niet met een journalist zit te ginnegappen over de streken die hij met the Boys vroeger uithaalde om iemands toekomst onderuit te maaien. Jolly good show; just having a bit of hanky panky with the riff raff an’ all that…

Londen dus. Voor een spreekwoordelijke appel en ei (of niet het volle ‘pond’ dat je verhoudingsgewijs in andere hotels betaalt) vonden we een niet onaardig hotelletje dat bjina halverwege lag tussen het station van St. Pancras en de West End; dat er elke dag een stevig Engels buffetontbijt op het menu stond was daarbij aardig meegenomen. Voor functionele reizigers die geen 50 meter hoeven te wandelen voor hun nachtelijk plasje, zichzelf niet moeten weerspiegeld zien in de badkamervloer, geen nood hebben aan nog drie extra zetels, een salontafel en een bureau in hun suite, en er niet op gebrand zitten om schuifelende Amerikanen in geruite broeken en tennispantoffels naar het ontbijtbuffet te zien dremmelen, maar blij zijn met een propere, comfortabele hotelkamer om na een dag in bustling Londen gewoon hun hoofd ergens neer te leggen en een aangename douche te nemen zonder de bank te breken, kan The Judd Hotel zeker worden aangeraden.

Het was alweer een tijdje geleden bij allebei, dus gingen we in Londen voor enkele klassiekers om een beetje stoom af te laten van den arbeid. In het British Museum was nog geen (Rosetta)steentje verplaatst, al waren wel enkele collecties gesloten voor onderhoud, maar desondanks altijd genoeg te bekijken en plaats om de grote massa uit de weg te gaan.

In het Science Museum was het bijna letterlijk op de koppen lopen: door de bittere koude en het gebrek aan een inkomprijs (er wordt “gesuggereerd” om een gift van 5 pond te doneren) was het hele gebouw door de goegemeente blijkbaar uitgeroepen tot schuiloord en publieke speeltuin: rustig door de collecties browsen was er dan ook niet bij, want die werden geterroriseerd door krijsende kleuters die, bij wijze van extra excitatie, ook nog eens werden nagezeten door de oververhitte ouders. Waarbij we dus live getuige waren van de alomtegenwoordige idee dat de “kids” 24/7 moeten worden geanimeerd en tot in den treure vrijelijk gestimuleerd opdat ze zich bij normale rust geen nanoseconde zouden vervelen en de ouders hun “cool” (in overdrachtelijke zin) zouden behouden. (De gevleugelde woorden van mijn vader bij persoonlijke verveling, “pakt een boekske en leest wa”, vormden bij deze mijn eigen rustpunt.) Zelfs een rustige koffie werd ons niet gegund; in een drukke koffiehoek scheurde aan de ene kant een minitiener bij onverstoorde ouders met een aluminiumstoel over het gepolierde beton, terwijl aan de kassa een onzekere vader de toorn van zijn schielijk gillende 2-jarige op zich wierp omdat die niet per onmiddellijke ingang kon beschikken over het nog niet betaalde peperdure chocoladeëi. Exit the Science Museum.

De alomgeprezen Manettentoonstelling was wat mij betreft een succes (voor mijn eega echter iets minder), zeker gezien de omkadering en de hoeveelheid werken, al was het wel duidelijk dat de bezoeken vooral om de sponsor uit de financiële sector draaiden, getuige het m’as-tu vu-gehalte van het ietwat oudere bezoekerspubliek dat met speciale badges en kaarten via een aparte toegang het wachtende plebs voorbijstak en meteen naar de exhibitieruimte kon, waar de meegebrachte (klein)kinderen hun roes van de vorige nacht verder gingen uitslapen op de centrale rustbanken voor bezoekers.

In het Tate Modern, waar de tentoonstelling rond Roy Lichtenstein – alweer ruimschoots gehypet in enkele van onze eigen kranten, maar ook wel degelijk de moeite, alleen al voor haar omvang – heeft men aan de kassa de kunst van het verkoopspraatje stevig onder de knie: de tentoonstelling was door de drukte kennelijk pas een goeie vier uur later toegankelijk. Doch als we een combinatieticket wilden kopen, met “A Bigger Splash”, rond de performance art van David Hockney en Jackson Pollock – weliswaar niet aan een speciale prijs; we moesten voor dat alles nog steeds 36 pond neertellen, inclusief de “bijdrage” aan het museum – dan mochten plots, meteen,onmiddellijk, binnen de volgende vijf minuten Roys tentoonstelling wél betreden. Daar hadden we dan toch wel oren naar, als we Hockney en Pollock er meteen bijkregen. Na de passage door Lichtenstein bleek echter dat de genoemde expositie “rond H&P” zich beperkte tot welgeteld één film en één werk van elk in één zaal, en dat de overige zalen bevolkt werden door performance art variërend van mindere goden onder de noemer “interessant”, tot vreemde creaturen wiens gedrag buiten deze moderne muren eerder associaties met de term “kierewiet” oproept. A Bigger Splash was met andere woorden niet veel meer dan een slag in het water.

Een meevaller was dat de jaarlijkse Oxbridge Boat Race – de grote roeiclash tussen de universiteiten van Oxford en Cambridge op de Thames – net midden in ons weekend viel. Voor dit Brits instituut van staats-, historisch en wereldbelang hadden wij onze zondagnamiddag toch wel veil, al was het alleen al om de crowd te aanschouwen, want ondanks de elitaire oorsprong blijkt ze toch alle lagen van de bevolking aan te spreken. De roeiers (er zijn enkele wedstrijden na elkaar, met de zgn. “heren seniors” als apotheose) zag je vanuit het Bishop’s park aan Putney Bridge welgeteld gedurende 5 seconden passeren, een tijdsspanne waarin die gemengde crowd, voorzien van eten en vooral veel drank, uitzinnig met de uitgedeelde vlagjes (met – hoe kan het ook anders – alweer een sponsor uit de City) en de flessen cava begon te zwaaien en te brullen, tot (5 seconden later dus) ze alweer uit het zicht waren verdwenen, het schuim achter de laatste begeleidende politieboten (zowat 20 verschillende vaartuigen over de hele breedte van de Thames, voor 1 skiff) met golven op de oever sloeg en iedereen verweesd achterbleef. De afterparty voor een select clubje van sponsoraanhangers speelde zich achter de schermen van een soort Vlaamse kermis af, terwijl de rest van het plebs zich terugtrok in de omliggende pubs, alwaar wij ons ook niet onbetuigd lieten bij het blond schuimend bier.

Temidden van dit alles kon de eega zijn geeky self nog van de nodige hebbedingetjes voorzien in zijn vaste stek, en kon ik mijn eigen tienerjaren nog eens naar boven halen rond Camden Lock, en dus keerden wij toch wel tevreden terug (om achteraf vast te stellen: de centen daarvoor moet je gaan verdienen, elke dag). Op naar de volgende…

Tardis

Wednesday 6 March 2013

A day in the life: Shopping for love

A day in the life: Shopping for love: Waar gaat het naartoe met de wereld? Als je als Belgisch CEO je totale remuneratie meer dan verdubbelen kan door een slap gelig pisje (geen...

Shopping for love


Waar gaat het naartoe met de wereld? Als je als Belgisch CEO je totale remuneratie meer dan verdubbelen kan door een slap gelig pisje (geen typo) nu ook al aan de Aziaten te slijten, terwijl je in eigen land een gigantisch scala aan succulente sappen ter beschikking hebt. Niet alleen is de exuberante loonopslag op zich questionabel in het huidige klimaat van crisis, ontslagen en prijsverhogingen; de verdere verspreiding van het betreffende galvocht op de emerging markets is ronduit een misdaad tegen de menselijkheid. Een Belgisch diplomaat zou voor minder worden teruggefloten. 

Nee, dan het cultuurhuis Verkadefabriek in Den Bosch, waar we afgelopen weekend toevallig terechtkwamen: Jupiler van ‘t vat (NL: van de tap) als vaste pils; niks geen Heineken of andere deplorabele dorstlessers. Hoe we daar terechtkwamen, vraagt u zich wellicht af? Wel, als u nog eens een enquête in uw mailbox krijgt, denk dan twee keer na voor u ze naar de prullenmand verwijst. Na afloop van een theatervoorstelling van het Nederlandse gezelschap Artemis in de eigen heimat in oktober jongstleden kreeg ik het verzoek om mits een enquête een beoordeling te geven over de bijgewoonde voorstelling “Mouchette”. Nochtans zag het er voor die bepaalde voorstelling in Puurs destijds niet echt goed uit; doordat we enkele minuten te laat aan de theaterzaal waren – bij De Kollebloem is het startuur van de voorstelling steevast het uur waarop je pas in de zaal wordt gelaten, waardoor iedereen minstens een kwartier in de traphal staat te schilderen  – bleek niet alleen de zaal, maar het hele theatergebouw slotvast verzegeld, en de receptie en het café compleet onbemand. Om een lang verhaal kort te maken: we vonden nog iemand in het nabije cultuurcafé die toevallig een telefoonnummer had van de persoon van dienst, waardoor we met een kwartier vertraging binnen konden voor een voorstelling die dan nog maar een uur bleek te duren, en waar slechts een handvol mensen zat. Jammer, want het verhaal van “Mouchette” en het gezelschap Artemis viel erg goed mee. Maar in ruil voor de ingevulde enquête kreeg ik alsnog een kortingsticket om hun nieuwste voorstelling bij te wonen, wat ons meteen deed besluiten om dat te doen op hun thuisfront en er een weekendje Den Bosch aan te breien.

Zaterdag brachten we de dag grotendeels shoppend door, want het bleek niet alleen de wekelijkse marktdag, bovendien gaan de Nederlanders veel gezonder om met hun soldenperiodes (het is niet voor niet een handelsvolk), en deden de winkeliers dus ook nog eens overal keiharde koopjes. Geen lullige -10% op aftandse dingen die uit een achterafhangartje zijn opgeduikeld, zoals wanneer bij ons dan eindelijk de koopjesperiode slechts twee keer per jaar van start gaat, maar meteen de volle -50 of -70% op de mode van het afgelopen seizoen, om die volledig op te ruimen, waartoe een werkelijke koopjesperiode in de eerste plaats in het leven werd geroepen, en daarenboven nog verschillende kortingen op de nieuwe lentecollectie. U begrijpt, we hadden onze handen vol die zaterdag en dat mag u dan ook letterlijk nemen. Laat ik er nog een extra tip tegenaan gooien: wanneer u een keertje in Den Bosch bent en zin hebt in een gezellige lunch, doe dan zeker eens Breton aan. En voor zoete streekspecialiteiten is De Roosekrans zowat het Bossche equivalent van de Antwerpse bakkerij Goossens, waar men van heinde en verre naartoe komt voor de versgebakken koekjes en chocolade. (Wij waren echter niet zo onder de indruk van de plaatselijke bekendheid, de Bossche bol, een sterk uit de kluiten gewassen profiterole overgoten met chocolade, die al gauw tot een lichte vorm van indigestie leidt.)

Er was weinig tijd voor harde cultuur; die hadden we een beetje opgespaard tot zondag, toen er wat tijd was – ondanks de voortdurende verlokkingen van nu alweer een maandelijkse koopzondag en bijpassende acties (een praktijk waar het middeleeuwse Unizo bij ons absoluut tegen is omdat hun hoofdman op die dag na de misviering liever gaat fietsen annex schmoozen met allerhande luitjes die hij mede dankzij de papa heeft leren kennen) – om weg van de grote massa de straten van Den Bosch te ontdekken, en uiteindelijk in de late namiddag op appèl te zijn in de Verkadefabriek. Theater Artemis speelde daar namelijk “Bloedmooi en zielsongelukkig”, het mythologische verhaal van Eros en Psyche, in een eigentijdse bewerking door Jeroen Olyslaegers. De leken in de mythologie kregen enige achtergrondduiding middels het programmaboekje van Artemis en een grondige voorinformatie van het publiek. Recensies door mensen die daarvoor betaald worden kan u hier lezen; wij onthielden vooral de (sterke) vertolkingen van Marlies Heuer in de rol van Venus (die overigens bangelijk erg lijkt op onze Katelijne Verbeke) en de dames die Lia en Petra vertolkten (Eva Meijering en Roos Netjes). Onze aandacht voor het stuk – dat op zich vrij ernstig was, met enkele meer luchtige flarden die her en der een glimlach ontlokten (echter geen dolkomische toestanden) door onder meer de vertolking van de Vlaamse Mattias Van de Vijver als Eros – werd wel meer dan één keer afgeleid door een knorrend en grinnikend wicht op de derde rij, die het zat uit te schateren alsof ze een voorstelling bijwoonde van het Echt Antwaarps Theater, en blijkbaar wel meer mensen in de zaal stoorde, hoewel het nu ook weer niet zó grappig was, en vooral niet omdat ze volop zat te kirren op de meer ernstige momenten. Misschien moet zij in het vervolg dan maar echt naar het EAT. Overigens dient nog gezegd dat de Verkadefabriek een fantastisch mooie cultuurtempel is, met veel licht. En vloeistof, maar gelukkig doet men ook op dat vlak aan Belgische import, zoals reeds gezegd.





Thursday 7 February 2013

Helter Skelter

De spoorwegen. Laten we het er nog eens over hebben. Nooit Meer Bijtijds Sporen. U wel bekend van de vertragingen, de pannes, de obstakels, de aanrijdingen met personen, het rijden met Italiaans schroot en het schofferen van klanten, occasioneel beantwoord met een flinke toefeling aan deze of gene treinbegeleider. Tevens één van de enige bedrijven in België die zich niet inlaat met onverhoedse investeringen in nieuwe dingen; nee, met wat geluk beland je af en toe nog in een treinstel dat de begindagen van de Beatles en de Stones nog heeft meegemaakt. 

Van trots en glorie van de jaren 1830 tot wanhoop en oneer der 21ste eeuw. En ondanks de bedrevenheid in regelmatige inefficiëntie toch nog blijven voortbestaan. Naar verluidt zijn er onlangs Europese cijfers gepubliceerd waaruit zou blijken dat de net afgeschafte trein tussen België en Nederland als enige de hoogste - jawel, de HOOGSTE - stiptheidsgraad op de Europese sporen zou hebben (gehad). Afgezien van het feit dat dit wellicht zonder de Zwitserse spoorwegen is gerekend, die zoals bekend met een stiptheid van enkele meerdere tienden van seconden rijden (critici denken nu wellicht: dat kan ook moeilijk anders, in het land waar ze die seconden zelf in elkaar steken), ondanks het aldaar iets meer oneffen terrein met kleinigheden als tunnels, bergen en meren die dienen te worden overwonnen. 

Nu valt er wel nog enig vraagteken te plaatsen bij deze cijfers, vermoedelijk aangeleverd door het voorwerp zelf, dat, zoals elke reiziger wel weet, nogal ruim omspringt met haar tijdsbesteding. Zo worden vertragingen pas aangeduid als de trein al ruimschoots op de plaats van aankomst diende te zijn; de wachtende reiziger wordt in het ongewisse gelaten tot het moment waarop hij geacht wordt met de trein het desbetreffende station uit te rijden en dan - met enkele minuten vertraging - verschijnt het door de NMBS berekende oponthoud op de aankondigingsborden; gewoonlijk eerst 4' à 5' terwijl de trein op dat ogenblik eigenlijk al 7' of 8' tekortschiet, maar dat heeft te maken met het anarchistische vertrekbeleid (zie eerder). Vervolgens wordt er letterlijk per minuut bijgeteld, occasioneel - in een bui van vrijgevigheid - met vijf minuten ineens. Als het echt niet anders kan, gooit één of andere ambitieuze onverlaat meteen 15 à 20 minuten op het bord, maar dan kan u er ook donder op zeggen dat u het eerste half uur geen trein zal zien opduiken, en dus best de eerste de beste andere mogelijkheid aangrijpt om op uw bestemming te komen.

Let wel: zo u een abonnement hebt gekocht om elke dag van punt A naar punt E te rijden, dan kan u dat volgens de NMBS met dat abonnement enkel via punt B. Probeer het niet via punt C, en nog veel minder via punt D, want: dan bent u in overtreding. Ook al komt u op hetzelfde eindpunt terecht, doet u dit niet voor uw plezier, heeft u voor uw abonnement het maandloon van een manager bij de NMBS betaald en kan u, terwijl u de door hen genoodzaakte omweg maakt, op datzelfde ogenblik niet tegelijkertijd op een andere trein zitten om alzo "misbruik" te maken van uw abonnement. Het is alsof u bij de bakker met uw vijf euro zou worden verplicht om twee broden te kopen, en het u niet vrij zou staan om dat ene brood in te wisselen voor drie koffiekoeken, omdat u dan nog eens 2,5 euro zou moeten bijbetalen bovenop de reeds betaalde vijf euro. Of u krijgt bovenop die vijf euro een boete van de bakker, en kan bovendien vertrekken zonder brood of koffiekoeken. 

Als u zich immers - om welke reden dan ook - in de trein bevindt zonder geldig voor dat traject aan het loket van het station aangekochte reisbiljet, dient u bij de conducteur van dienst een biljet aan te kopen. Maar u kan dat biljet niet zomaar aankopen; voor u op die bepaalde trein stapt, en enkel in het geval er zich in dat station geen actief en bemand loket bevindt, dient u op de aanstormende trein de conducteur te lokaliseren, hem - op zéér vriendelijke wijze (op straffe van vermoeden van weerspannigheid; het gebeurt nogal gauw de laatste tijd - ik kan u niet aanbevelen om van ver te gaan roepen, aangezien dit wel eens als agressiviteit zou kunnen worden aanzien,) kenbaar te maken dat u een ticket wenst aan te kopen voor het bedoelde traject. De conducteur zal u alsdan zacht aanmanen om u reeds naar een zitplaats te begeven, alwaar hij zich te zijner tijd tot u zal wenden, zodat u kan overgaan tot de aankoop. Edoch, als u zo vrijpostig bent geweest om de loketten in bedrijf te passeren (omdat u - door een nietig detail als, pakweg, uw "werk" - bijna te laat bent voor de enige trein die zich in dat hele uur of langer naar de door u gedoelde bestemming zal begeven), en u deze plichtplegingen niet naar de letter uitvoert, (alweer, allemaal samen:) dan bent u in overtreding! 

En daar zal geen lievemoederen aan helpen, vooral niet als u toevallig die dag op een "Ticket Control Team" botst, de Gestapo van de spoorwegen, zeg maar. Ook al hebt u tot dan toe altijd het geluk gehad dat de goedaardige conducteur (ze bestaan! Vermoedelijk goedlachse producten van een recente recruteringscampagne, vers sympathiek bloed dat nog niet ten prooi is gevallen aan geroutineerde verzuring; of zij die aan de vooravond van hun langverwachte pensioen staan) u voor dat ritje de gebruikelijke 5,6 euro aanrekende zonder al deze plichtplegingen, dan bestaat er voor de MI6 van de NMBS geen gratie: in eerste instantie zal men u zeggen dat u een "opleg" dient te betalen, waardoor uw banaal éénrichtingsticketje plots meer dan drie keer zo duur wordt. Beschikt u niet over voldoende cash en beschikt u niet over een kredietkaart (want het in de trein gebezigde "machieneke" werkt wel met Mastercard of Visa, maar niét met Maestro - ook al is dat dan in de rest van de wereld over dezelfde verbinding - dan zal de "special ops" u een document uitprinten, een zogenaamde "vaststelling", waarmee u zich binnen de 2 weken naar een loket naar keuze dient te begeven ter betaling. Op dat ogenblik bent u nog altijd in de overtuiging dat het hier gaat om het "opleg"-bedrag, zijnde drie keer de prijs van uw oorspronkelijk ticket, maar nadere studie van het document zal uitwijzen dat uw ticket plots, jawel, 65 euro bedraagt. "Ah ja, madammeke, de maximumprijs voor een vaststelling!" (Wat ook inhoudt dat er een zgn. minimumprijs is, die klaarblijkelijk echter niet wordt toegepast, ook al gaat het om het goedkoopste traject.) Waarop u wellicht bleek uitslaat, want uw persoonlijke bewegingsvrijheid om u van A naar B te begeven is zomaar even meer dan het twaalfvoudige geworden. Geef toe, een sterke economische ingreep waarmee veel kleine zelfstandigen diep in hun eigen vel zouden snijden (om niet te zeggen: tot op het bot).*

En dan hebben we het nog niet gehad over dat andere onwaarschijnlijke fenomeen dat sinds enkele weken de kop opsteekt: treinen die TE VROEG vertrekken. Jaja, leest u het nog maar een keer: TE VROEG (i.e. voortijdig, sneller dan voorzien). Verschillende reizigers kloegen er al over, het was al te lezen op Twitter, en ook ondergetekende mocht het al aan den lijve ondervinden: er zijn nu treinen die 1 tot pakweg 4 minuten vroeger vertrekken. De reiziger - in verschillende gradaties van haast; NMBS-treinen zijn immers zelden op tijd (alweer, zie eerder) - wandelt of snelt naar het perron, alwaar de trein die hij verwacht te zien of zelfs nog maar te horen aankomen, al met gesloten deuren staat, of in beweging is, op weg naar de volgende bestemming, de verbaasde op-tijd-komers verweesd achterlatend. Geen mens die dit occasionele fenomeen kan verklaren. Is het ter (over)compensatie van reeds eerder opgelopen vertragingen? Heeft de treinbestuurder een dermate acuut geval van volle blaas dat hij niet langer kan blijven stilstaan in elk station? Of past het in het reeds aangehaalde anarchistische beleid, onder het motto "dat het er allemaal niet zo erg toe doet"? In ieder geval een erg vreemd fenomeen, en compleet out of character voor de NMBS.

Rest mij nog de antipolitiek van niet-bestaande tegemoetkomingen voor vertragingen, zelfs als je die een heel jaar persoonlijk zwart op wit hebt genoteerd. Maar die nog eens uit de doeken doen, zou me al helemaal te ver leiden.

Feit is, dat ze er goed aan zou doen om de reizigers elk jaar bij de vernieuwing van hun abonnement of de aankoop van hun ticket een handleiding te schenken, waarin alle op- en aanmerkingen, af- en uitwijkingen en dubieuze dubbelzinnige duidingen haarfijn worden uitgelegd. Of misschien kan men eindelijk eens beginnen managen met de mindset van een privébedrijf, en de reizigers - die niet alleen via hun abonnementen en hun tickets, maar ook nog eens via hun belastingen het loon van alle betrokkenen sponsoren, wat meer gaan behandelen als datgene wat ze werkelijk zijn: betalende klanten.



*Voor de goede orde wens ik hierbij te vermelden dat de hier aangehaalde voorbeelden van nabij werden meegemaakt, indien niet persoonlijk, dan toch als toeschouwer op de eerste rij. Het leven zoals het is bij de NMBS, als het ware.

Monday 21 January 2013

Wayfaring stranger


Het troepje kwam in de verkeerde richting de toegangstrap naar het metroperron weer op, en stond vervolgens wat te draaien bovenaan de trap, op zoek naar het toestel om hun kaartje te ontwaarden. “Zie da we‘n ’n boet krijgen!”, werd er door één van hen verschrikt vooropgesteld in verband met de mogelijke roekeloosheid van het niet-ontwaarden van het ticket.

Vervolgens kwamen ze het metrotoestel ingedoken dat met bellende deursignalen vertrekkensklaar stond, om zich vervolgens af te vragen of het “de juste richting?” was, daarbij vragende blikken in het rond strooiend aan de omstaanders, waarvan zowat de helft anderstaligen het "patois" waarschijnlijk niet eens kon thuisbrengen, laat staan begrijpen. “Zemme’n in de juste richting?” Ondergetekende kon de herkomst van het taaltje ergens in de onderbuik van Oost-Vlaanderen thuisbrengen, en op dat moment dus ook als enige de ontspoorde gelegenheidstoeristen te woord staan. Zowel vestimentair (skijassen, wandelschoenen) – diegenen die in de richting van het Europees en financieel kwartier rijden zijn gewoonlijk nogal zakelijk gekleed – als aan hun verwondering om het Brusselse metro-avontuur was duidelijk op te maken dat het ging regionale bedienden of ambtenaren die voor een dag gedetacheerd waren naar 'De Hoofdstad' en instructies hadden gekregen om zich per metro te verplaatsen. 

Z’emme mij gezeid da’t gemakkelijk zou zèn” vertrouwde de dame mij toe die voor mij in het overvolle toestel tegen de deur geprangd stond, nog voor ik twee woorden gesproken had. Ik moet naar Kunst/Wet", waarop ik haar geruststelde dat ze wel degelijk in de juiste richting zat, en maar twee haltes verder moest. "En mijnen trein was op tijd” voegde ze er nog extra aan toe, om mij als achtergrondinformatie duidelijk te maken dat het zelfs niet eens een probleem zou zijn als ze in de verkeerde richting zou zitten, gevolgd door nog een hele resem persoonlijke mijmeringen over het schijnbaar eenvoudige metronetwerk van Brussel, dat voor leken toch niet zo vanzelfsprekend leek, maar dat ze nu dankzij mijn persoonlijke tussenkomst toch in de juiste richting zat. Wat nog een paar keer werd erkend met een paar knikjes en een brede glimlach, van de "wij-kennen-elkaar"-soort. Wat voor haar vanzelfsprekend was, was het gemak waarmee ze mij in vertrouwen nam, en al meteen uitweidde over een boel dingen, iets wat door de rest van het groepje eveneens werd toegepast op de overige omstaanders. 

Dit schijnt heel kenmerkend voor "regionalen" die bij gelegenheid de grootstad aandoen. Nog zo'n eigenaardigheid, naast de naïeve en evidente openheid jegens complete vreemdelingen waarvan ze nog niet eens weten of ze wel dezelfde taal spreken, is de kinderlijke opwinding waarmee ze tegen een dergelijke uitstap aankijken, als ging het om de jaarlijkse schooluitstap van een groep prille tieners (voor het eerst een paar uren vrij in de grote stad!): het begint al in het station van vertrek, waar de aankoop van het ticket al een hele onderneming is die voor de nodige animatie zorgt, met de anticiperende spanning van een dag-niet-zoals-alle-anderen. Vervolgens de aankomst in de grootstad, waar ze letterlijk als een kind in een snoepwinkel zijn; het aankopen van een exotische croissant-met-speculoos of pain-au-chocolat-met-crème op een (gewone) doordeweekse dag aan het snackkraampje van het station (zomaar, omdat ze het kunnen!) maakt de werkuitstap meteen een pak boeiender. Er zijn zelfs ambtenaren die elke dag op die manier op de trein stappen, op weg naar hun werk. Een mens zou bijna gaan smeken om een job in de ambtenarij... 

Nee, dan de dame die vanmorgen naast mij op de trein zat, en met een zucht haar tas wegnam om plaats te maken voor mij in een overvolle trein, die mij vervolgens nog meermaals een vieze blik toegooide wegens het onderbreken van haar ochtendhumeur, en ook een paar keer in mijn richting hoestte in de hoop dat ik mij stante pede terug zou verwijderen...: in één oogopslag kon ik vaststellen dat zij een geroutineerde pendelaar was.

"Merci, zelle, merci merci! En nog ne goeiendag hé!" nam de Oost-Vlaamse uitgebreid afscheid van mij toen ze haar weg vervolgde, op naar een dag in de grootstad. Wat mij betreft mag er zich elke dag een detachement van het platteland op mijn weg bevinden; een aangename manier om de dag te beginnen.


Monday 14 January 2013

A day in the life: Suck it up

A day in the life: Suck it up: “Dat is wel al een vrij oud modelleke, hé madame” was het antwoord van de dame, toen bleek dat ze het door mij gevraagde type stofzuigerza...

Suck it up


“Dat is wel al een vrij oud modelleke, hé madame” was het antwoord van de dame, toen bleek dat ze het door mij gevraagde type stofzuigerzakken niet meer in stock had. Ze was samen met de andere twee exemplaren die de elektrozaak runden anders zelf de wettelijke pensioenleeftijd van mijn en de opkomende generatie reeds ruimschoots gepasseerd, en ik kon nog net een gevat antwoord doorslikken dat onmiddellijk bij me opkwam. Het zou me niet aan mijn zakken helpen. Het meest treffende was het feit dat mijn nog steeds perfect functionerende stofzuiger met een levensduur van een dikke 10 jaar plotseling als “oud” werd bestempeld, hoewel hij niet veel verschilt van de laatste nieuwe modellen, behalve dan dat hij iets minder blinkt en niet door het leven gaat met een bijdehandse naam als “Action Plus Champagne” of “Extreme X210 Green Metallic”. Van een Nilfisk verwacht ik ook niet minder; zover ik in mijn herinnering kan teruggaan, hebben mijn ouders altijd een NilfiskGA70 in huis gehad, een lelijk ding dat enorm onhandig leek maar zonder problemen pakweg de hond kon opzuigen, en die is pas vervangen lang nadat ik mijn hogere studies had aangevat, meer uit zin voor modernisering dan omwille van een gebrek aan efficiëntie. En vermoedelijk ook omdat die vernieuwingsdrang zo’n twintig jaar geleden de kop begon op te steken.

De opmerking van de dame had wellicht tot doel dat ik mij op slag gedemodeerd zou voelen, zodat mij de lust zou bekruipen om het “oubollige” toestel te vervangen door een gloednieuw, blinkender model, waarvan het nog af te wachten valt of dat dezelfde efficiëntie aan de dag zou leggen, of een gelijkaardige levensduur zou halen. Maar zoals reeds eerder diezelfde denkoefening werd gemaakt met een paar gedemodeerde doch goed functionerende televisietoestellen, kon ik ook nu geen reden bedenken om het ding van de hand te doen. En nu is het nog maar de vraag of ze daadwerkelijk zal overgaan tot het bestellen van de gevraagde stofzuigerzakken, want uit haar reactie kon ik opmaken dat ik werkelijk nog de enige in het heelal ben die met een stofzuiger van meer dan tien jaar oud aan de slag gaat, ook al blijkt Nilfisk op het internet dan ook een springlevende handel te voeren met wisselstukken van al die “oude modellekes”. Ik hoop maar voor de uitbaatster van de elektrozaak dat haar familieleden niet dezelfde denktrant aan de dag leggen. De wisselstukken zouden onvindbaar zijn.


Friday 11 January 2013

Here we go again


Net als altijd is het jaar gestart met een heleboel goede voornemens, die meestal tegen het midden van de nieuwe maand alweer zijn doorgespoeld met alle goedkope cava die dient om in professionele middens de nietszeggende kelen te smeren. De ene job is het andere niet, maar in (semi-)academische kringen is het toch frappant hoe elke keer de grote hoofden, die het hele jaar door een publiek van divers pluimage toespreken over eigen-leestonderwerpen, in tête-à-tête-situaties met niet-academische collega’s vervallen in clichématig gehakkel als het over dagdagelijkse onderwerpen gaat, al dan niet persoonlijke dieptevragen vermijden, en bij voorkeur het gesprek steeds doen terugkeren op de eigen leest, om op die manier het spoor niet bijster te raken. Zij kunnen alweer opgelucht ademhalen dat dit alles achter de rug is voor een dikke elf maand en dat ze nu terug kunnen doorgaan met de wiskundige orde van de dag.

Mijn eigen goede voornemens worden tegenwoordig binnenshoofds gehouden, kwestie van een veiligheidsmarge in te bouwen voor wanneer al voortijdig van het goede pad wordt afgeweken zonder dat daarvoor verantwoording aan derden dient te worden afgelegd. Nogal flauw, ik weet het, maar na de lezing van Paul Verhaeghe’s Identiteit – waarvan een paar elementen misschien wel inspirerend kunnen werken mocht u zelf om enige goede voornemens verlegen zitten – is één van mijn voornaamste voornemens vooral om de “gebruikelijke” gang van zaken in de wereld en mijn eigen bezigheden in dat kader af en toe eens een beetje meer in vraag te stellen. Contradictorisch genoeg lijkt het na het lezen van dit boek – dat soms misschien een beetje in de overdrijving gaat, en niet echt vrolijke lectuur is – alsof een heleboel van de pijnpunten die erin worden aangebracht sindsdien in het dagelijks leven op alle plekken als een grote rode vlek in mijn oogveld opduiken. Een ‘Aha-Erlebnis’ als het ware, zij het dan niet bepaald in de goede zin, maar “om weer helder te kunnen zien, hoef je vaak alleen van perspectief te veranderen” (de Saint-Exupéry).

Hoedanook, ik heb er, maar ik houd ze voor mezelf, zodat ik alleen bij mezelf te biechten moet gaan en ik voor mezelf geen nodeloze mentale stress veroorzaak. Nu de wereld, ondanks het feit dat sommigen heel hard hun best doen, tot nader (nieuwe) orde nog altijd niet is vergaan, gaat het vanaf nu misschien toch een beetje meer à l’aise.