Thursday 31 May 2012

Games without frontiers, war without tears

Met z’n allen massaal naar het shopping center! Na de iPhone en de iPad is Vlaanderen nu ook volledig in de ban van Uplace, de persoonlijke iPlace van de huidige Club Brugge-voorzitter (en niet toevallig ook toeleverancier van het nieuwe Brugse stadion). De tegenstanders schreeuwen moord en brand over het milieu-aspect van het gegeven, en met name het feit dat het ministerieel Schauvliegje – ondanks haar gematigd voorkomen schijnbaar toch wel een enfant terrible als het aankomt op keet schoppen in de haar toebedeelde ministerportefeuilles – maar weer eens de adviezen van deze of gene instantie, of zelfs betrokken partijen, naast zich neerlegt en naar de pijpen danst van wie haar een ander liedje laat zingen, of het nu om ballet, opera of shoppingcentra gaat. (Aan het begin van haar mandaat leek het erop dat ze overigens het verschil tussen deze drie maar amper kon duiden.)

Opvallend is wel dat de tegenstanders het hebben over de mogelijke teloorgang van de middenstand in de omringende gemeenten en steden – niet onterecht, als je bekijkt hoe het centrum van Sint-Niklaas er tegenwoordig bijligt nadat het antieke Koopcentrum gepimpt werd tot het huidige WaaslandShopping Center – terwijl de Uplace-fans het hebben over de erkenning van het “ondernemersschap”in Vlaanderen. Nu vraag ik me af over welk ondernemersschap het hier dan gaat, behalve dan dat van de heer Verhaeghe zelf (die overigens niet eens in België maar in Zwitserland woont), vermits het Uplace “belevingscentrum”, als dat er zou komen, net als alle andere shoppingcentra ongetwijfeld weer zal worden volgestouwd met Zeemannen, Kruidvaten, C&A’s, en andere vreemde Vögeles die je nu al als eenheidsworst in de grote en kleine stadscentra vindt, en doorgaans uitgebaat door loontrekkende geranten die nog voor het slaan van de klok van zessen de voordeur al hebben vastgedraaid. Bovendien vraag ik me af wat er dan zoal te beleven valt, want het hoger genoemde shoppingcentrum in Sint-Niklaas wordt vooralsnog eerder gebruikt als onderkomen voor mensen met veel tijd, die vooral bij regen en ontij de hustle & bustlevan voorbijgangers gedurende uren komen gadeslaan over dezelfde kop koffie, dan dat er daadwerkelijk goedlachs centen worden gespendeerd aan uitgaven andere dan horecagelegenheden. Als het de bedoeling is dat zo’n centrum als “motor” van de economie moet dienen, dan lijkt dat van Sint-Niklaas mij veeleer uitgevallen als een tweetaktje, terwijl het stadscentrum is achtergebleven als tractor met platte banden.

Ook net nu Europa België over diverse onderwerpen, maar vooral ook over haar milieubeleid (of is het non-beleid?) op de vingers heeft getikt, pareert met name de Milieuminister van dienst nog maar eens deze Europese richtlijnen met haar “ik-doe-toch-lekker-wat-ik-wil”-houding. Brussel is al één van de meest vervuilde steden in Europa als het op fijn stof aankomt; laten we die meteen ook maar uitbreiden naar de rand en de rest van het land. Iedereen die al in de file heeft gestaan op de Brusselse ring, of er zelfs met de trein onderdoor gereden, weet exact waar de pijnpunten liggen, zonder dat je daarvoor een expert moet zijn.

Het lijkt wel alsof België, of liever Vlaanderen, steeds meer een eilandpolitiek begint te voeren, die zich met niets of niemand inlaat in de rest van Europa. Noot aan de Vlaamse politici: 1. We liggen middenin het continent, niet op een eiland; 2. We zijn verre van een Commonwealth, maar een onooglijk stukje land met beperkte tot geen betekenis in internationale context, tenzij dan voor die enkele vakidioten die zich blind staren op persoonlijke succesjes.

Overigens stel ik mij ook de vraag sinds wanneer de wet hier wordt gedicteerd door zgn. “Belgische” of “Vlaamse”bedrijfsleiders die zelf niet eens in België, maar wel in – godbetert –Zwitserland wonen, dus niet alleen in een ander land, maar zelfs niet eens in die Europese unie waarvan België één van de voortrekkers is geweest. Of is dat toevallig voor de schone lucht?

Thursday 3 May 2012

First we take Manhattan…

Met Pasen werd een veelvuldig geopperd plan eindelijk tot uitvoer gebracht: we zouden eindelijk eens een keertje naar Berlijn te gaan, en samen met ons landden in het voormalige Osten zowat 1.999.998 andere toeristen (oftewel 20% van de jaarlijkse stroom, zo zouden we later in het weekend van een gids vernemen). Het zorgde her en der voor wat gedrum en wachtrijen, iets dat ons geduld wel eens op de proef stelde, maar de goede raad van Basil Fawlty indachtig, wisten we ons daar mentaal over te zetten. Tenslotte waren het ook veeleer de niet-Duitsers die een loopje namen met de goede orde, want de Berlijners en bij uitbreiding alle Duitse bezoekers aan de stad, bleven en blijven onveranderd trouw aan hun gevoel voor Disziplin.

Over het algemeen wist de berenstad overigens wel weg met deze stroom van volk, en wij hadden met onze vijf dagen tenslotte wel wat ruimte om alles te spreiden. Naast de gebruikelijke highlights hadden we dan ook tijd voor een paar “speciallekes”. Zo overnachtten we, in plaats van in een doorsnee hotel, midden tussen de locals in een studio van de IMÄ Design Lofts, appartementen met een hotelservice en ontbijtcafé in een voormalig industrieel gebouw in de wijk Kreuzberg, voor de andere helft volgestouwd met designers, grafische bedrijven en kunstenaars, op korte wandelafstand van het vroegere Turks (en tegenwoordig eerder internationaal) kwartier met massa’s café’s en restaurants.

Wellicht goed voor de inkomsten van de stad, maar een groot deel van de jonge toeristen was niet altijd gespeend van enig respect, dat blijkbaar niet meer op het curriculum staat dezer dagen: de doorgaans ingetogen Neue Wache werd tot een toeristenattractie herschapen, doordat alle toeristentroela’s met hun UGGskes en nieuwe kleurrijke lente-outfit op de foto wilden met de treurende moeder, en daarvoor nog net niet in haar nek kropen. Bij het Holocaust Memorial liepen Spaanse studentes gillend en krijsend tussen de blokken, achterna gezeten door hun hitsige mannelijke counterparts, die blijkbaar door de lage landtemperaturen hun libido niet bevroren zagen.

Af en toe braken we de vasten met een vroegstuk in het ÏMA Café waar het, geheel in artistieke traditie, nogal chaotisch aan toe ging, met enige stress omdat 6 toeristen tegelijk zowel koffie, espresso als cappuccino bestelden die allemaal uit dezelfde machine moesten komen. Maar in crisistijden een uitgebreid buffetontbijt aanbieden voor 5 euro per persoon is natuurlijk om problemen vragen; voor die prijs ga je niet met slaapkeuteltjes in de ogen op zoek naar een croissant in de naburige straten.

De highlights op het Museuminsel waren niet altijd onmiddellijk toegankelijk, en mede door een miezerige regen die de zaterdag helemaal vergrijsde en zelfs overging in sneeuw, moesten we dan ook af en toe van het traject afwijken voor een iets luchtiger activiteit, zoals het DDR Museum, waar de streng priemende blik van Erich Honecker alweer terug op ons netvlies stond gebrand alsof hij nooit was weggeweest, tegen de tijd dat enkele onverlaten stukken begonnen af te breken van de tentoongestelde Trabant.

De ijzige landwind, die zorgde voor een levensechte feel van de vroegere koude oorlog, week op zondag even voor een stralend zonnetje, net op tijd voor onze “Muurtour” met Berlin on Bike, onder leiding van een Nederlandse gids. Een “extraatje” daarin was het bezoek aan een voormalige Oost-Duitse wachttoren die door Jürgen Litfin als museum was ingericht ter nagedachtenis aan zijn broer Günter, die op 24 augustus 1961, nog geen twee weken na het optrekken van de muur, als eerste slachtoffer werd doodgeschoten door de grenswachters, zonder dat het eigenlijke bevel om te schieten al officieel was gegeven. Het was een beetje een bevreemdende ervaring om als onbezonnen westerse toerist te worden geconfronteerd met een door onmacht, wrok en woede nog steeds zeer verbitterde heer Litfin en zijn relaas van de gruwelijke realiteit die wij alleen kennen uit geschiedenisboeken of “Das Leben der Anderen”. Met (Oost-)Duitsland is het ondertussen goedgekomen; ik hoop dat Jürgen Litfin (en bij uitbreiding de rest van de Oost-Duitse bevolking) toch ook nog enige vreugde beleeft aan de rest van zijn leven... De vroegere oostzijde heeft in ieder geval een hele metamorfose ondergaan, en langs de Kastanienallee vind je tegenwoordig heel wat gezellige bars en restaurantjes die de stad gezelliger maken dan pakweg Antwerpen (ik hoor ze nu al mompelen “allez, wa zegde gaai na!?”, maar toch!). Voor een grote stad is ze overigens onvoorstelbaar ruim en groen, iets wat in onze steden toch wel een groot probleem begint te worden.

Op paasmaandag konden we – aangezien veel musea én alle winkels dicht waren – vóór de Zoo nog een bezoek aan het Käthe Kollwitz-museum brengen, dat wel open was, maar waar we desondanks toch alleen rondliepen. We hadden gehoopt er meer beelden te zien, maar eigenlijk draaide het vooral rond haar tekeningen. Gelukkig is Vladslo niet zo ver... Achteraf bleek overigens dat de meeste locals bleven plakken in de ernaast gelegen Wintergarten im Literaturhaus. Alweer iets dat we aanvinkten voor een volgende keer.

De avonden probeerden we enigszins culinair in te vullen, iets wat in Berlijn zonder problemen lukt, in tegenstelling tot de rest van het land, waar een diner na zeven uur al als exorbitant en excentriek wordt beschouwd. Gezien de internationale diversiteit onder de Berlijnse restaurants, en de vele bezoekers, was het echter op veel plaatsen, of het nu om de Turkse, Japanse, Duitse of Vietnamese keuken ging, zelfs om negen uur ’s avonds nog aanschuiven voor een tafel. Om in de Duitse sfeer te blijven konden we één keer toch niet voorbij aan Max und Moritz voor een stevige Schlachtplatte en een Eisbein, overgoten met een paar Weissbier. Zum Wohl!

Op de laatste dag, toen de stad weer veelal leeggelopen was, kregen we eindelijk ongestoord toegang tot het Pergamonmuseum, dat een tiental minuten na de opening alweer bleek te zijn volgelopen. Het tijdelijke indrukwekkende panorama van Assisi, dat het oude Pergamon tot leven brengt en nog tot eind september van dit jaar te bezichtigen is, was daar wellicht niet vreemd aan.

We waren nog lang niet door de Berlijnse voorraad heen toen onze vijf dagen wel alweer voorbij waren. De jonge Duitse hoofdstad had zo’n stevige indruk nagelaten, dat ik zowaar een paar weken met mijn mond vol tanden zat. Maar dat is bij deze dus verholpen.

P1060426 P1060428 P1060433 P1060478 P1060489 P1060503

P1060525 P1060548 P1060571