Wednesday 28 March 2012

Around the world, around the world

Met deze ongewone maartse lentedagen kan je ‘s avonds op de trein meteen vaststellen wie de mensen zijn met de onmetelijke lunchpauzes. Die zijn nl. na de dagtaak al voorzien van een kleurtje dat neigt naar een onaangeroerde pot speculoospasta, met een streepje glanzende frambozencoulis voor de neus. Niets daarvan bij mezelf; behalve het feit dat mijn professionele tijdsbesteding geen liederlijke lunchpauzes toelaat, beperkt zelfs een overvloed aan zomerzon zich op mijn Scandinavische poolhuid tot het aanbrengen van de frambozencoulis, en gaat het verder voor geen centimeter vooruit.

Wie overigens denkt na het semestriële geheen-en-weer van de klok nu al van avondlijke terrasjes te kunnen genieten, komt van een kale kermis thuis: des avonds snijdt alweer een venijnige wind door de bomen die je meteen tot de temperatuur en de realiteit van de dag terugbrengt, en dus terugverwijst naar binnenshuis. We zijn dus nog toch nog een tijdje aangewezen op binnenactiviteiten om onze dagtaak af te ronden.  Op aanraden van menig krant en cultuurpagina hadden we op de valreep nog een ticket verkregen voor de snel uitverkochte voorstelling “A History of Everything”, door het gezelschap Ontroerend Goed in samenwerking met de Sydney Theatre Company (of omgekeerd). Geen idee wat we ons daar aanvankelijk moesten bij voorstellen, tot het stuk begon en er als een wervelwind vandoor ging: de wereldkaart op de scène werd al gauw bevolkt door de jonge 7-koppige cast, die ons op een drafje door de hele geschiedenis van de mensheid bracht, en dan nog wel in achterwaartse volgorde. Van de lokale gebeurtenissen van de dag, tot miljoenen jaren terug, bij het prille begin. Wie dacht dat het ophield bij het ontstaan van de mens,  kwam voor een nog grotere verrassing te staan: de klok werd namelijk voor de gelegenheid helemaal teruggedraaid tot het begin van niets; het ontstaan van de eencelligen en tenslotte de Big Bang, en dit alles met het nodige klank- en lichteffect.

Behalve dat het een spectaculaire krachttoer was om – dan nog achterwaarts – door al die grote en kleine wereldfeiten te fietsen, doorspekt met een beetje couleur locale of plaatselijke (Belgische) trivia, dingen waarvan het gebeuren al lang tot een verre uithoek van het geheugen of de geschiedenisboeken was verbannen, en uitgebeeld met soms heel originele rekwisieten, was het eerst en vooral ook een les in nederigheid en relativiteit. Een must voor mensen, al dan niet in de media, de politiek of het bedrijfsleven, die van mening zijn dat de nulmeridiaan door hun lage onderrug passeert en de rest van de wereld zich daarrond situeert, of die denken dat hun passage op deze aardkluit een onuitwisbare indruk zal nalaten. Think again.

De hoeveelheid oorlogen die daarbij overal op de werelbol werden aangeduid, dan ook nog niet altijd om duidelijk aanwijsbare redenen, deden meer dan eens de vraag opkomen “waar is de mens eigenlijk toch mee bezig?”. Voor de twijfelaars in het publiek was het omgekeerde overigens ook van kracht: teveel (zelf)relativering zou bij de toeschouwer mogelijk vragen kunnen doen rijzen over de zin van het bestaan, als hij of zij zichzelf in die parade van miljoenen jaren evolutie en ontelbare generaties mensheid dient te plaatsen. Als er al een les te trekken is uit de voorstelling, dan is dat minstens, uit eigen bestwil, dat je van deze passage zo mogelijk het beste moet maken, bij zoveel nietigheid.

Wie deze schitterende voorstelling nog wil zien, kan zich volgende week naar Hasselt reppen in een poging om nog een ticketje te bemachtigen. Daarna zijn ze weer weg; de wereld rond, maar dan “in ‘t echt”.

AHOE

Friday 23 March 2012

Vinde Gij mijn gat (ni te dik in deze rok)

De eerste zonnestralen zijn er, en overal komt weer bloot tevoorschijn. Dat om half acht ‘s morgens – althans toch op het platteland – de rijp nog van de autoruiten moet worden gekrabt en het kwik tot zeker acht uur niet hoger klimt dan 5 graden Celsius, mag veel mensen in het straatbeeld er niet van weerhouden om al hun vlees weer aan de oppervlakte te gooien. Alsof ik daarom heb gevraagd; er is zeker nog niet genoeg miserie in de wereld.

Samen met andere dwangmatige hypes moet iedereen dan meteen ook weer aan het diëten, want dat vlees dat zo nodig prematuur te grabbel moet worden gegooid, heeft tijdens de kille wintermaanden ondertussen uiteraard een aantal kilo’s gezelligheid verzet. De vraag waarvoor die jaarlijkse diëten nodig zijn, behalve dan om te bezwijken voor de peer pressure van enkele collega’s of kennissen die straks weer sjagrijnig in hun blaadje sla gaan zitten prikken terwijl ze broeden op een venijnige opmerking over jouw brie- & honingbroodje, schijnt niemand zich te stellen: iedereen aan de poeders en de eiwitten! (Want het moet tegelijk ook spectaculair snel gaan, en bij voorkeur zonder enige moeite.)

Een hysterie die ik aan mij laat voorbijgaan: vinde gij mijn gat te dik in deze rok, dan is dat volledig uw probleem. Ik kan namelijk veel gemakkelijker voorbij aan de nieuwste oranje blouse of, godbetert, elektrisch roze skinny jeans, dan aan een smeuïge Epoisses, of een geurige Livarot of Maroilles. Gelukkig voor ons was er op de jaarlijkse Nacht van de Geschiedenis van het Davidsfonds in Aartselaar dan ook nog plaats om onder de deskundige leiding van Kaasmeester Van Tricht één en ander te krijgen uitgelegd over food pairing, en met name de combinatie van Belgische bieren met een hele reeks kazen. Ik kende de man alleen van de vrij anonieme bordjes die in de betere restaurants wel eens naar voor worden geschoven onder het mompelen van enkele onbestemde opmerkingen met betrekking tot de weliswaar door de Meester zelf voorgestelde en aangeleverde, maar door een keukenhulp ter plaatse versneden kaascombinatie, en ook van een kort optreden in de bierreeks Tournée Générale, waarin hij even toegaf dat bier eigenlijk beter geschikt is om te pairen met kaas dan wijn, omdat de tannines in de wijn vechten met de vetten van de kaas. Wat op de avond in Aartselaar nog maar eens werd herhaald, iets wat wij al te graag aan den lijve wilden ondervinden.

De tafels in een goedgevuld cultuurcentrum zagen maar liefst drie uur lang een parade van vier stuks vijf verschillende kaassoorten (dus 20 stuks witschimmelkazen, geiten- en schapenkazen, harde kazen, gewassen korstkazen en blauwe kazen) aan zich voorbij trekken, telkens op perfecte temperatuur gebracht, en geleverd met een bijpassende biersoort (Oude Geuze, Bon Voeux, Tripel Westmalle, Sint-Bernardus Abt 12 en Liefmans Cuvee Brut), die, ondersteund door het nodige brood, door de kaasmeester en zijn zoon deskundig aan elkaar werden gekoppeld. Helaas ging dit niet helemaal op voor de kunstmatig samengestelde tafels, waar onbekenden tegenover elkaar werden geplaatst, al zou het met al dat bier toch zeker niet lang geduurd hebben, vooral omdat her en der hilariteit ontstond met spontaan ploffende bierkurken en dito fonteinen.

De laatste schimmelkazen gingen al met een grotere zucht en meer moeite naar binnen, en mijn lever zal ongetwijfeld wel nog enkele dagen kwaad op mij blijven, maar de kaasliefhebbers onder u kan ik ten stelligste aanbevelen om bij één van de volgende feestjes toch maar eens bij de meester langs te gaan voor enige duiding bij de kaas, in plaats van het zoveelste folieverpakte hompje uit de supermarkt aan de gasten voor te schotelen. Say cheese!

Thursday 15 March 2012

Pass that Dutch

Deze blog, die ondertussen op een weekuitgave begint te lijken, dreigde gisteren, op een woensdag die geen gewone woensdag was, in de marge van het treurige nieuws te verdwijnen, waardoor sneeuwklassen (NNL: educatieve wintersportvakanties) in België nooit meer hetzelfde zullen zijn.

Terwijl ik eraan begon te schrijven zaten er twee Nederlanders met een set valiezen (NNL: koffers) naast me op de trein. De lintjes van niet-Belgische luchtvaartmaatschappijen deden me vermoeden dat ons land voor hen wellicht een doorreisplek was. Wat toch eigenlijk wel jammer is, maar their loss natuurlijk. Het moet maar eens gaan gedaan zijn met ons landje als een onbenullig roltapijtje op één of andere luchthaven te gebruiken. Expats die hier al langer vertoeven blijken dat namelijk graag te doen, en daar ook als dusdanig over te berichten; sommigen blijven zelfs plakken, lang nadat hun levenstaak erop zit, om hun pensioen hier gezapig uit te zitten. Dat terwijl de grote massa die van noord naar zuid trekt op weg naar de zomerzon ons zo dikwijls links laat liggen, als was het een aftands en verlaten hotelletje van “Les Routiers” op de Nationale 7.

Wij leggen daarentegen zelf wel enige aandacht aan de dag voor onze buurlanden, soms zelfs maar voor korte trips om er even uit te zijn. Met een speciale hotelaanbieding kwamen we afgelopen weekend tegen spotprijs (hoe Hollandser kan je ’t hebben?) voor de eerste keer in Haarlem terecht om daar de zaterdagnacht door te brengen. Voor de Nederlandonkundigen onder u: behalve een deel van die iets grotere stad aan de overkant van de Atlantische Oceaan is dat ook een Nederlands stadje ten oosten van Amsterdam, in de aldaar gekende regio “Randstad”.

Na het droppen van de wagen op de parking van het Haarlem Zuid-hotel, een typisch zakenhotel van de Van der Valk-keten, trokken we het centrum in, een goeie 20 min. stappen (NNL: wandelen). Op de weg langs het water word je meteen ondergedompeld in de typisch Hollandse sfeer: piepkleine huisjes zonder gordijnen waar je ongegeneerd kan binnenkijken en vaststellen welke kaas Kees op z’n brood heeft, en de typische woonboten op het water, die hier eerder een soort van stacaravan op een ponton blijken te zijn, met een afgelijnd voortuintje op de kade. Denk: caravans met rood-witte kettinkjes in de Ardennen. (Het binnengluren in Hollandse huiskamers blijkt overigens niet enkel een sport te zijn die rare Belgen beoefenen; ook de locals gooien graag begerige blikken in de leefwereld van hun stadsgenoten.)

Haarlem heeft al een paar keer de titel van “Beste winkelstad van Nederland” in de wacht gesleept, en je kan er dan ook ettelijke uren doorbrengen in de winkelstraten. De Nederlanders bewijzen trouwens keer op keer dat ze betere zakenlui zijn dan wij. In plaats van hun tijd en discussies te verkwanselen aan sper- en koopjesperiodes, kan elke winkel daar naar eigen goeddunken producten afprijzen om de mensen te doen kopen. En zeker in een economie die stagneert is dat geen gek idee. Bovendien is er geen enkele krenterigheid op dat vlak: als je bij aankoop van 2 stuks een tweede aan de helft van de prijs krijgt, dan geldt die regel onverminderd voor de stukken die al sterk afgeprijsd zijn, zodat je op een eenvoudige zaterdag tijdens het jaar met een trui en broek buitenstapt voor amper 30 euro: ondernemingszin waar vrouwen gek op zijn! Overigens kan hetzelfde gezegd worden voor de plaatselijke boekhandels, die schijnbaar volop bloeien, terwijl ze bij ons op apegapen liggen; vooral H. De Vries Boeken maakte indruk.


devries

Een late lunch bracht ons bij de Dessertbar: een leuk ogend, “vintage”-gedecoreerd eethuis, waar nog een heleboel meer te krijgen was dan de naam deed vermoeden. Wij kozen voor een “bruine bol” (ZNL: volkorenpistolet) met respectievelijk gebraden steak en vitello tonato, die vrolijk een heel bord in beslag namen. Het feit dat het 18-maanden oude miniatuurbezoekertje naast mij op de bank onder het nuttigen van zijn tosti (ZNL: croque monsieur) lustig zijn pamper had volgedrukt en doodgemoedereerd over en weer zat te schuiven om de geur wat beter te verspreiden, die blijkbaar noch de nabije oma, noch de mama konden waarnemen, mocht de pret niet drukken. Om na te gaan of het etablissement zijn naam waarmaakte, en meteen ook maar het vieruurtje tegemoet te komen, gooiden we er nog een Franse citroentaart en een Chocolate Mud Pie tegenaan, om vervolgens onze tocht verder te zetten.

Van een hele namiddag slenteren krijgt een mens natuurlijk grote dorst, en tegen het einde van onze odyssee, voor we de stevige wandeling terug naar het hotel aanvatten, vonden we even verpozing in Café Studio, een gezellige bruine kroeg, waar het Haarlemse Jopen Hoppenbier op de tap stond. En we zouden geen echte Belgen zijn als we niet de bierconcurrentie zouden uitproberen...

Om de avond te vullen hadden we op voorhand – en terecht, want het was overduidelijk dat Haarlem “leeft en laat leven” – een reservatie gemaakt bij restaurant Specktakel, dat een wereldkeuken aanbood: we waagden ons o.a. aan tropische vis, antiloop met insectenkruimels, en papegaaivis, en er was daarenboven nog een enorme wijnkaart om uit te kiezen. Een must voor mensen die Haarlem bezoeken (maar best wel op voorhand te reserveren).

De zondag die volgde kreeg een wat toeristischer cachet: Haarlem is de trotse bezitter van het eerste en oudste museum van Nederland, het Teylersmuseum, waar de oude originele infrastructuur werd aangevuld met een hypermoderne aanbouw. Het huist een mengeling van kunst en wetenschap, vooral de moeite voor liefhebbers van archeologie en fysica, maar alleen al het houten interieur van de prachtige ovalen zaal is dan ook de moeite van het bezoeken waard.

Teylers

Frans Hals zal moeten wachten tot een volgend bezoek aan Haarlem, maar de eerste lentezon die de moeite waard was wilden we echt niet verder binnenshuis doorbrengen, en dus gingen we verder op ontdekkingstocht langs de smalle straatjes (van o.a. het begijnhof) en de binnengrachten. (Voor de die-hard shoppers: sinds kort zijn verscheidene winkels nu ook op zondag open, en is het dus eigenlijk elke week koopzondag.) Op culinair vlak viel er die zondag overigens niet erg veel meer te beleven; na het gigantische ontbijtbuffet dat het hotel aanleverde hoefde er niet meer geschranst worden.

Nee, ondanks de kwalijke reputatie die het in België blijft genieten met z’n eeuwige “broodje kroket” – dat we in Haarlem evenwel nergens hebben gezien – kom je van Nederland niet bepaald lichter naar huis. Met uitzondering dan wel van je geldbeurs (ZNL: portemonnee).

Wednesday 7 March 2012

Watskeburt

biechten-200Net nu het alweer stilaan licht wordt als ik des avonds uit de trein stap en de vogeltjes al vrolijk de lente tegemoetfluiten, moet ik natuurlijk zo nodig weer één of andere nasleep van een virale infectie oppikken van omstaanders en medewerkers, zodat de neus, keel en oren herleid worden tot druilerig moerasgebied. Overigens valt dat van die lente nogal mee; ze lijkt er niet bepaald met enthousiasme te komen aanstormen. Helemaal niet zo erg, zou je denken, vooral met dat digitaleteeveeaanbod, waarbij je languit en lui onder je fleecedeken een uur kan liggen zappen en nog niet door je voorraad heen bent. Maar zaterdag moesten we wel de deur uit, omdat we al een paar weken op voorhand nog een ticketje hadden bemachtigd voor een voorstelling van ‘t Arsenaal, die te gast waren in de schouwburg van Boom. Als ‘t Arsenaal in de buurt is, dan ben ik er graag bij. Niet alleen omdat hun stukken (De Pruimelaarstraat, Achter de wolken, en meer) doorgaans van een zeer sterke cast voorzien zijn, maar ook omdat ze blijkbaar wel een zeer sterke voeling hebben de smaak van hun publiek. En natuurlijk ook omdat de voorstellingen in hun thuisbasis Mechelen vrijwel onmiddellijk zijn uitverkocht.

De schouwburg in Boom begint er een beetje troosteloos bij te liggen, en met een knagende verkoudheid zagen de verfomfaaide zeteltjes er aanvankelijk nog zieliger uit dan gewoonlijk; het cultuurbudget van de gemeente Boom heeft blijkbaar andere prioriteiten. Maar goed, toen “Biechten”, geschreven door Walter Van den Broeck, eenmaal op gang was getrokken, capteerde dat van bij de eerste seconde de aandacht van het publiek, en vloog de tijd zo voorbij dat zelfs de sombere stoeltjes aanvoelden als een comfortabele sofa. Uiteraard beschikte de regisseur alweer over een heel ‘arsenaal’ van getalenteerde acteurs die allemaal uitermate het beste van zichzelf gaven. Het verhaal, geschreven tegen de achtergrond van het misbruik in de kerk, schetst de invloed van die hele naargeestige geschiedenis op de verschillende betrokken partijen (zowel de individuele familieleden, als de pastoor, als de kerk zelf) aan de hand van een familieportret, waarin vooral de vrouwen centraal staan. Een energieke spring-in-‘t-veld Anna Vercammen, een zeer gevoelige Els Olaerts, maar vooral een zeer sterke, en zoals gewoonlijk overal bovenuit acterende Camilia Blereau vormen de hoekstenen van het verhaal, en slepen de toeschouwer van begin tot einde mee, alsof het allemaal getuigen van dezelfde geschiedenis zijn. Dat de toeschouwer tot een heel eind in het verhaal moet meegaan om uiteindelijk van een persoonlijk vermoeden tot de eigenlijke definitieve onthulling van de clou te komen en zich een idee te vormen wat er is gebeurd, maakt uiteraard de sterkte van het geheel. Door het te begeleiden met eigenzinnige muziek en geluiden – waarvoor de mosterd misschien een klein beetje werd gehaald bij Braakland Zhebilding (wat er geen afbreuk aan doet, natuurlijk) – houden ze de toeschouwer nog beter vast.

Gedurende de hele voorstelling kon je amper een beweging, een zuchtje of een hoestje door de zaal horen gaan. Nu zal hoesten in theaterzalen sowieso nooit meer hetzelfde zijn na Jan Decleir, maar het was eerder en vooral omdat het publiek de hele voorstelling lang in de ban was van het verhaal. Het was weer één van die theatervoorstellingen waar je met gemengde gevoelens buitenstapt: met spijt omdat het verhaal op is, en met een aangenaam gevoel omdat het zo’n sterke prestatie was. U voelt mij al komen: een aanrader. Ga het gauw nog eens bekijken ergens in de buurt, voor de VRT er weer een kromme TV-reeks van breidt; in dat laatste geval zult u alleen zeker zijn van de kwaliteit van de stoeltjes.