Monday 28 November 2011

Where have all the flowers gone

Heel Europa houdt niet gewoon telkens de adem in bij elke kik die Merkel of Sarko geven, maar begint nu stilaan op een astmatische patiënt te lijken, en op kantoor swingt het werk de pan uit, want iedereen wil nog maar eens een mening van deze of gene economist, ook al hebben de afgelopen drie jaar nu toch al wel duidelijk gemaakt dat die meningen er schijnbaar weinig of niks toe doen. Dat in België schoorvoetend naar een regeerakkoord wordt toegewerkt kan nog maar op weinig aandacht van de bevolking rekenen, en het feit dat zowel de liberalen en de werkgevers, als de socialistische vakbond het begrotingsvoorstel van Di Rupo al bij voorbaat afschoten, deed al evenzeer vragen rijzen over de dossierkennis en de verborgen agenda van de schieters van beide zijden, als over het begrotingsvoorstel zelf. Volgt er eigenlijk nog iemand? Ondertussen wordt met veel bravoure elk stapje en elke vordering in het regeringsvormingsproces van de daken geschreeuwd alsof er weer een gunst werd bekomen – zou het eens geen tijd worden? – maar wordt het ook stilaan steeds duidelijker dat wij allemaal de rekening gepresenteerd zullen krijgen, op alle mogelijke vlakken.

Want wat ook schrijnend duidelijk wordt, is dat ondanks de natuurrampen, de (in welke zin dan ook) exotische temperaturen, de droogtes of net heel waterige wantoestanden, er geen enkele, maar dan ook nog geen halve zin, aan de vermindering van de broeikasgassen of milieuvriendelijke maatregelen zal worden besteed. Wel integendeel, nadat op het Vlaamse niveau ons Freya iedereen al had laten verstaan dat het maar om te lachen was met die centen voor de zonnepanelen en alleen diegenen die onmiddellijk mee waren met de grap ervan konden genieten, blijken ook nu op het federale vlak de centen voor groene wagens terug te worden ingetrokken. De meer kapitaalkrachtigen en/of bezitters van een bedrijfswagen zullen dus bij elke pedaaltrap gewoon verder de benzine aan 20 liter en de CO²-uitstoot aan 300 g/km de lucht in kunnen spuien, terwijl de minder kapitaalkrachtigen verder zullen moeten blijven puffen met hun oude aftandse diesel, in afwachting van de volgende vervuilende tweedehandswagen... “Het milieu” zal in België voortaan opnieuw als enige betekenis de respectievelijk Italiaanse, Russische, Bulgaarse of Armeense maffia hebben; “de familie” (u weet wel, die kleine mensjes voor wie de ouders van nu de aarde moeten bewaren) eveneens. In diezelfde trend van ongeneerd doodnegeren nam overigens – zo bleek uit een voetnoot tijdens het radiojournaal vanmorgen tussen de intresten en de ratings door – vandaag ook de klimaattop van de Verenigde Naties een aanvang, die zelfs bij de vermelding in de marge ook al slechte punten kreeg toebedeeld en onder een slecht gesternte achter de dunne ozonlaag van start ging, kwestie van al bij voorbaat de zaken te minimaliseren en te laten uitschijnen dat het er toch allemaal niet zo erg toe doet. Laat die centen en die bankreetings nu toch maar eens het belangrijkste op aarde zijn. De opwarming van de aarde, het smelten van de ijskappen, de bodemerosie, wateroverlast, enz. zijn voor de heersende politieke klasse schijnbaar zo relevant als een fleecedekentje voor een cactus in de woestijn. Als de kinderen van nu later willen zien hoe de aarde er ooit uitzag, moeten ze maar een DVD’tje van de BBC insteken. Hebben ze meteen ook iets te doen, als ze moeten binnenblijven omdat het water tot aan de keukendeur staat.

Monday 21 November 2011

Nowhere near my heart

Het voordeel van een cultuurabonnement dat je in juni aankoopt voor de volgende herfst en winter, is dat je goed op voorhand weet waarmee je vrije tijd op bepaalde avonden zal ingevuld zijn. Het nadeel is dan weer dat er gewoonlijk nog heel wat dingen bijkomen achteraf, zodat er wel al eens een opstopping kan ontstaan in je weekuiteinde, en je eerder moe dan uitgerust aan het weekend, dan wel aan de volgende week begint.

Donderdagavond mochten we zo weer op appel bij Braakland/Zhebilding, die ons het voorbije cultuurseizoen al betoverden met hun bijzonder muzikale versie van Dwaallicht, met Warre Borgmans. Dit keer was het de beurt aan “Adem” met Kris Cuppens, een door de acteur ook eigenhandig geschreven tekst over ziek worden, vergankelijkheid en met name de situering van dat alles in de grootsheid van het heelal. Of hoe je als terminaal zieke meteen ook wordt geconfronteerd met je eigen nietigheid in de orde der dingen, met alleen je familie en vrienden om die teniet te doen. De naam van Kris Cuppens deed aanvankelijk niet onmiddellijk een belletje rinkelen, maar zijn gezicht kwam wel bekend voor van één of ander sporadisch optreden in een Vlaamse TV-reeks. De BV-spotters in de rij achter ons maakten de rest van de zaal – uiteraard als het stuk al een eindje bezig was en iedereen er zijn aandacht trachtte bij te houden – kond van dat het ging om een voormalig rolletje in “Heterdaad”, wat een korte “aha-Erlebnis” opleverde bij de herinnering aan de nogal brutale journalist die hij daarin neerzette. Ik neem aan dat de heer Cuppens wellicht liever wordt gezien als een begenadigd film- en theateracteur, en –schrijver, dan als een bijrolletje in een niet zo denderende Vlaamse TV-reeks die wellicht diende voor het tijdelijke zout over de patatten.

Welaan dan, afgezien van het feit dat de zaal niet tot barstens toe was gevuld – het stuk is tevens nogal zwaar op de hand en pakte de toeschouwers meer dan eens op de ‘adem’ – kan ik alleen maar ontzag hebben voor iemand die een dergelijk stuk uit zijn pen kan schudden, met alle actuele elementen die erin vervat waren, en die kan verweven in het familiale aspect. Veel van de sfeerschepping gebeurt, zoals altijd bij de Braakland Boys, door de muziek die à la carte bij het stuk wordt geserveerd, ditmaal, naast de lekkere Ephraïm Cielen, o.a. voor rekening van de Laïs girls, die daarbij beter uit de hoek kwamen dan bij hun laatste eigen optreden. Een pakkende voorstelling, voor wie ook van ander theater houdt, waarbij de pap niet in de mond wordt gegeven.

  
And now for something completely different… Vrijdagavond was het uitkijken naar “Proefstuk”, wat aanvankelijk werd aangekondigd als een ‘ludieke kookkwis’, wat mijn zus en mijzelf zo deed watertanden dat we ons onmiddellijk inschreven. Er werd ons een kwis beloofd met proevertjes, praktische proeven en nog meer van dat fraais, rond ‘streekgerechten en ingrediënten eigen aan onze streek’. Het kookboek van de Boerinnenbond werd al klaargelegd als potentiële leerstof, want ik vermoedde dat het dit keer wel wat verder zou gaan dan het gebruikelijke onderscheid tussen ‘larderen’ en ‘barderen’, of de ingrediënten van een Hollandaisesausje in andere kwissen. Zowat 4 dagen voor de kwis werden we er nog eens aan herinnerd, en werd er aangekondigd dat het vooral zou gaan over de ‘brede toeristische regio’ Scheldeland en zijn specialiteiten. Die ‘brede’ regio zou echter ook de Bloemenstreek, de Faluintjesstreek, het Meetjesland enz. bestrijken; streken waarvan sommige mij niet alleen onbekend in de oren klonken, maar bovendien werd het culinaire aspect al danig naar de achtergrond verdrongen, met uitzondering van de kookwedstrijd voor de twee finalisten van de kwis. Uiteindelijk bleek dat de organisatoren met ‘de brede toeristische regio Scheldeland’ doelden op zowat heel Oost-Vlaanderen en Klein-Brabant, van het Willebroekse tot het Gentse Zeekanaal, waardoor de vooropgestelde eigen streek toch wel een zeer rekbaar begrip bleek. Maar geen nood; alle toeristische websites van hier tot in Gent maken maar al te graag melding van alle culinaire exploten uit hun streek, zodat ik toch de kans schoon zag om mij een paar uur voor de kwis gauw enkele benamingen eigen te maken, nog steeds in de veronderstelling dat de rest van de ‘ludieke’ ervaring (zoals aangekondigd) zou draaien rond de praktijkdemonstraties ter plaatse.

Edoch, niets van dat alles. Toen de kwis al ruim 2 reeksen ver was, begon het ons te dagen dat het culinaire beperkt zou blijven tot de hapjes die bij hoge regelmaat werden gevoederd aan alle deelnemers, door de leerlingen van het Opleidingscentrum Merchtem, en dat het dus veeleer een demonstratie was van hun kunnen en ons proeven. Nadat we er al waren achter gekomen hoe het stadhuis van Wetteren eruitzag, wie deze of gene sluis in de Gentse Kanaalzone had gebouwd, hoeveel veren er zich op de Schelde tussen Hamme en Baasrode bevinden, wat de benamingen ervan waren, hoe de veermannen heetten, hun kinderen, vrouwen, boten, enz., bleek steeds meer dat de ‘eigen streek’ in deze kwis al even ver van ons bed was dan het culinaire aspect, dat zich haast beperkte tot het lievelingsgerecht van Luc van Jeanneke van Louis van Suske de veerman. Niks geen vragen over Blaasveldse Broekventjes, voorbeelden van palingbereidingen, cuissontechnieken of andere dingen van wat we tot nu toe geleerd hadden. Behalve de hapjes die uiteindelijk tot in den treure werden rondgeleurd (omdat iedereen welhaast voldaan was), had dit niets te maken met enigerlei culinaire kwis, en al zeker niet uit eigen streek. In feite kan het optreden van de folkband Axent nog tot één van de hoogtepunten gerekend worden. Enkel de apotheose, waarbij de 2 finalisten een keuze mochten maken uit in de achterkeuken aanwezige ingrediënten, die ons bij aanvang allemaal waren gedicteerd, en zo tegen de klok van elven nog moesten beginnen met het bereiden van een varkenshaasje of een stukje vis, vermoedelijk om achteraf tegen elkaar op te worden beoordeeld, droeg het enige culinaire aspect in zich.

Maar tegen die tijd hadden wij onze kar al lang gekeerd in de richting van onze schromelijk vergeten eigen regio Klein-Brabant. Voor ons voorlopig geen twijfelachtige cuisson meer.

Tuesday 15 November 2011

Looking East

Voor hardwerkende bedienden is Wapenstilstand eveneens de laatste dag vrijaf voor de kerst, en al bij het begin van elk jaar, als alle feestdagen in de agenda’s worden genoteerd om reikhalzend naar uit te kijken in professionele komkommertijden en lange verlofloze periodes, wordt gehoopt dat hij ook weer aan een weekend kan geplakt worden, al dan niet mits een brugdag, om zo de laatste rechte lijn naar de kerst goed uitgerust aan te vatten. In sommige sectoren is het aantal verlofdagen nu eenmaal iets schaarser dan in andere, en de inspanningen die we ons moeten getroosten in de kerstperiode zijn niet te onderschatten.

Van het westelijk front geen nieuws, dus trokken wij oostwaarts, en daar bleek het tamelijk druk te zijn; we waren niet de enigen die eens veenhoogte kwamen nemen in de baraque. De baraque van deze gelegenheid was de Jeugdherberg van Malmédy, bezuiden de weidse vlakten die het dak van België vormen. De aandachtige lezer zal zich wellicht nog herinneren dat wij ons elk jaar een lidkaart aanschaffen van de Vlaamse JeugdHerbergen, “voor-het-geval-dat”, om onverwacht en ongedwongen nieuwe oorden op redelijke rijafstand te kunnen bezoeken zonder dat onze koopkracht daarbij inboet. En wat wil het geval nu: bij elke jaarlijkse lidkaart krijg je een kortingkaart voor een verblijf in eigen land, waardoor met één verblijf binnen ’s lands grenzen één lidkaart al zo goed als helemaal is terugverdiend. Bovendien hadden we het plan opgevat om eens een stevige wandeling (of twee) te maken om de toestand van ven en bos te gaan waarnemen, en laat de Hoge Venen daarin nu net een signaalfunctie bekleden. Dat we daarnaast gastronomisch eens wild tekeer wilden gaan, is daaraan uiteraard totaal ondergeschikt.

De jeugdherberg, die letterlijk op de Hoge Venen is gelegen, herbergde bij aankomst een groep kirrende 60-ers, die al vrij diep in de Malmédy Brune en de Bellevaux hadden gekeken; het gedeelte “jeugd” werd door ons ingevuld, ook al sliepen wij, in tegenstelling tot de meerderheid, dan wel op onze eigen tweepersoonskamer. Malmédy liep over van het volk, en zo ook alle etablissementen, waar voornamelijk Kempisch, Limburgs en West-Vlaams werd gesproken; iets vinden om te eten zonder reservering bleek dus nog niet zo eenvoudig. Uiteindelijk werd onze honger Italiaans gestild aan het allerlaatste tafeltje van restaurant Pocco Pazzo.

Op zaterdagochtend hadden we afspraak op het Kasteel Reinhardstein, waar je het grootste gedeelte van de tijd voor een gesloten poort staat, zoals bibi al zo’n keer of drie in dit leven mocht ervaren. Via voorafgaandelijke afstemming had ik mij echter vergewist van de exacte openingsuren, zodat we eindelijk ook eens de keerzijde van de toegangspoort konden zien. Reinhardstein, dat bij nader inzien eerder een nogal megalomaan project uit 1969 bleek te zijn van ene Professor Van Overloop die iets te hard zijn best deed om de frustraties dat hij niet tot de adel behoorde te compenseren met de opbouw van deze tot dan vervallen burcht, om aldus voor de rest van zijn dagen kasteelheer te kunnen spelen, bleek langs de buitenzijde overigens veel meer de moeite dan aan de binnenkant, waar de nogal kleine ruimten waren volgestouwd met enkele geschiedkundige artefacten, maar grotendeels retrokitsch, waaraan door de gids historisch incorrecte verhalen werden verbonden die hardnekkig de eeuwen der tijden overleven, doorgaans tot vermaak van de min 12-jarigen. Dat de heer Van Overloop bij alles zijn “rechterhand” betrok – die bovendien nog steeds de ticketjes verkocht aan de ingang en woonachtig was in het bijhorende baljuwhuis – aldus nog de gids tot in den treure, dat hij toestemming had gekregen om onder zijn burcht te worden begraven in een soort van grafkeldergrotto, en zijn rechterhand na diens leven graag naast zich in de grotto zag terechtkomen, in combinatie met het feit dat hij bij leven een vrij arrogante en autoritaire persoonlijkheid scheen te zijn en dat het kasteel een aantal potentiële folterartefacten bevatte, deed ons een wenkbrauw optrekken en onze fantasie op hol slaan in verband met ’s heers ware aard, alsook die van zijn rechterhand. (Vermits de gids overal “zijn rechterhand” ter sprake bracht, leidde dat overigens nog meer tot hilarische bedenkingen, zoals bv. in haar uiteenzetting ter hoogte van de eetkamer “hier nam Professor Van Overloop zijn maaltijden...” [en...]). Maar alle gekheid op een stokje, voor liefhebbers van middeleeuwse kastelen die het niet al te nauw nemen met historische correctheid: een aanrader. Al was het maar voor de buitenfoto's.



De namiddag bracht ons op de Hoge Venen, waar we van prachtig weer konden genieten, en via een iets uitgebreidere tocht vanop Mont Rigi over de Baraque Michel, langs het Croix des Fiancés en terug langs het bos, de verschillende biotopen van de Hoge Venen konden ervaren, waar zoveel volk was, dat het wel leek of er een wandelrally aan de gang was.




’s Avonds hadden we voor alle zekerheid een tafel gereserveerd voor onze wildexploten, en gelukkig maar, want de meeste etablissementen zaten door het lange weekend overvol. In Plein Vent werden we goed ontvangen en mochten we aanschuiven voor wat de Grand Veneur op tafel bracht na het voorgerecht: een succulent stukje reerug dat smolt op de tong, mit Beilagen, zoals ze dat in dat andere stukje Oostkantons wel eens plegen te zeggen.

Op de terugweg van de Hoge Venen, en de hele zondagmorgen – tijdens onze volgende wandeling in de heuvels en bossen rond Malmédy zelf – waren we trouwens voor de allereerste keer getuige van de grootscheepse trek naar het zuiden, en we kunnen garanderen dat die benaming geen onderschatting was: zolang het licht bleef op zaterdagavond, en van bij het ochtendgloren de volgende dag werd de lucht doorkliefd met letterlijk duizenden ganzen die in wisselende V-formatie van enkele tientallen tot verschillende honderden, onder het luid kwekken van instructies aan elkaar, in een rechte lijn richting zuiden trokken. Een bijzondere ervaring, en niemand die ze ongelijk kan geven...



Ons laatste Oostkantonees exploot was een ritje langs de Brouwerij van Bellevaux, waar het drukbezochte terras verleidelijk in de volle namiddagzon lag, en we niet konden wachten tot het georkestreerd bezoek van 16 uur om het gezelschap van een blonde, een brune en zelfs een black op te zoeken, tot de zon weer achter het brouwershuis verdwenen was. Met de kelen voldoende gesmeerd kuisten we onze schup af om de terugweg aan te vatten. De laatste stop – meer uit nieuwsgierigheid en vooral om de tijd tot het definitieve afsluiten nog wat te rekken – in het centrum van vergane glorie Spa, was het vermelden niet waard. De Oostkantons staan er kilometers boven.

Overigens herhaalde Karl-Heinz Lambertz vanmorgen op Radio 1 zijn pleidooi voor een volwaardig vierde Duitstalig gewest. Mocht het niet lukken, dan mag wat mij betreft altijd een eventuele Anschluss met Vlaanderen worden besproken. Dan zouden de Hoge Venen alvast toch ook een klein beetje van ons zijn.

Wednesday 2 November 2011

Walking with a ghost

Voor wie eind oktober al stilaan begint uit te kijken naar de aanstormende kerst, en daarbij Sint Maarten en Sinterklaas spijkerhard uit de weg duwt, is er tegenwoordig nog een ander heidens feest, tot menig volksvermaak. Enkele jaren geleden nog beperkt tot de sporadische pompoen aan één of andere voordeur, lijkt “All Hallows Eve” nu ook volledig uitgegroeid tot een najaarsalternatief voor vastenavond, met alle Keltische en heidense rituelen die daarbij horen, zoals zich verkleden en het huis optuigen met allerlei prullaria. Of hoe mensen toch altijd manieren zoeken om de dood uit hun leven te verjagen (en daarvoor handenvol geld uit te geven waardoor de Chinese economie nog beter gaat draaien).


In de aanloop naar 1 november leken de activiteiten van de voorbije week in dezelfde sfeer van voornamelijk dode mensen te verlopen. Op woensdagavond hadden we de zowat laatste tickets bemachtigd om Tom Lanoye in de Stadsschouwburg van Leuven zijn persoonlijke versie te zien geven van “Sprakeloos”, maar dan wel op de planken. Het boek was op zich al een pageturner – toch voor wie voorbij de eerste 200 bladzijden over zijn persoonlijke writer’s block geraakte – maar de vertolking van het verhaal als monoloog op de planken door de auteur zelf is al evenzeer de moeite, en maakte het publiek bijzonder stil. Op die ene dame na dan, die haar hoestbuien niet onder controle kreeg, wat Lanoye – die zei wat wij allemaal dachten – uiteindelijk toch de opmerking ontlokte dat ze van geluk mocht spreken dat hij Jan Decleir niet was. Lanoye probeert als een volleerd acteur de grote lijnen van het verhaal over de aftakeling van zijn moeder over te brengen, inclusief grappige wendingen en personages, zodat het toch niet te zwaar op de hand is, en ook voor de toeschouwers die het boek vooraf niet hadden gelezen, goed te volgen. De hele zaal zat stilletjes te luisteren, en het verhaal vloog aan ons voorbij. Dat we net gingen kijken op een moment waarop er veel verkoudheden heersten, en de zaal dus door veel gekuch werd geplaagd, en daarenboven de laatste stoeltjes in de engelenbak van de schouwburg hadden, die bij de minste beweging vervaarlijk gingen kraken zodat alle hoofden in je richting werden gedraaid (zeg, en dat kuchende mens dan?), en Tom Lanoye nog petieteriger leek dan hij in werkelijkheid al is, werd dan weer een beetje goedgemaakt door de sponsoring van De Koninck (of liever, sinds vorig jaar onze plaatselijke brouwerij Moortgat), van een gratis bolleke Koninck voor elke toeschouwer tijdens de pauze. Het gebrek aan logistieke coördinatie zorgde er echter voor dat de ware toeloop op de bollekes begrijpelijkerwijze ongecontroleerd en chaotisch was, waardoor iedereen het bemachtigde vocht in sneltempo door z’n keelgat diende te persen toen we werden gesommeerd voor het vervolg van het stuk, maar daar kon Tom Lanoye natuurlijk niks aan doen...

Zaterdag ging het theatrale feest verder; in de eigen Kollebloem speelde de langverwachte voorstelling van “Achter de wolken”, met de éminences grises van het Vlaamse theater en de televisie Chris Lomme en Jo De Meyere. Beide acteurs, die niet zo lang geleden persoonlijk ook afscheid hadden moeten nemen van hun levenspartner, waren perfect op elkaar ingespeeld in dit stuk over verlangen, afscheid nemen, en missen. Hoewel de eerste perscommentaren deden uitschijnen dat het een ernstig stuk was, waarin de twee acteurs bovendien naast elkaar speelden en elk hun eigen ding deden, bleek het in werkelijkheid een al even boeiend verhaal als dat van Tom Lanoye, dat de zaal eveneens deed verstommen. Het samenspel van de twee theatergrootheden liep integendeel perfect gesmeerd, had verschillende grappige aspecten, en deed het publiek zodanig verstommen dat het amper durfde ademhalen en na afloop niet goed wist of het wel mocht applaudisseren om de stilte niet te doorbreken. De hoofdpersonages kregen alsnog een lang en deugddoend applaus. Wie het zelf wil meemaken zal zich al naar ergens in West-Vlaanderen of het verre Limburg moeten reppen. (Of naar Leuven, maar vergeet dan geen smeerolie voor de stoeltjes in de engelenbak.)

De laatste maandag van oktober is traditioneel de dag van de Willebroekse jaarmarkt, en laat dat nu toevallig dit jaar samenvallen met Halloween: overdag was het al erg, maar tegen de tijd dat we ’s avonds naar het jaarlijkse vuurwerk gingen, waren sommige figuren al voorzien van het allerlelijkste mombakkes, al dan niet mits zelf de brouwerij Moortgat te sponsoren in menig plaatselijk herberg. Gelukkig was het door de tijdsverandering vroeger donker, en werd onze aandacht volledig opgeslorpt door het prachtige, halfuur durende vuurwerk. (De Willebroekse belastingbetaler weet in ieder geval wél waar zijn belastingen naartoe gaan.)

Voor wie overigens niet genoeg kan krijgen van feesten met doden en spelen met lucifers, is er nu zaterdag, zoals elk jaar op 5 november, Guy Fawkes Day en Bonfire Night, dat totnogtoe vooral in Groot-Brittannië wordt gevierd. Maar de Chinezen zitten ongetwijfeld al te broeden op nieuwe prullaria om ons onze laatste euro's afhandig te maken...