Tuesday 25 October 2011

Killing me softly

De herfst is nog maar goed begonnen, of het is al van dattum: sinds vorige week zitten neus en oren om de beurt dicht. Je snuit je neus, die aanvoelt alsof je een hele dag lijm hebt gesnoven, ook al komt er niks tevoorschijn dan een vaag straaltje water en schuurt het papieren zakdoekje zo vaak langs je neusgaten, dat je er begint uit te zien als een half-verzopen Roodneuszalm. Op het moment dat je blaast, bedenk je dat je dat niet had moeten doen, want het snot verplaatst zich op dat ogenblik trompetgewijs richting oren, of het voelt althans toch zo aan, waarop je beurtelings geeuw- en blaasbewegingen moet maken met toegeknepen neus, waardoor je eruitziet als een wanhopige vis op het droge. Of gewoon als een idioot met een tic nerveux. Na enkele dagen blijkt het hele zootje zich dan neerwaarts te verplaatsen, waardoor er ’s ochtends niet veel meer uit je stembanden tevoorschijn komt dan het gekweel van een gekeeld varken, dat na enkele koppen warme thee-met-honing-citroen-rum-enweetikwatnogallemaal  (de raadgevingen van omstaanders zijn legio, maar je krijgt er gewoonlijk alleen een overladen maag van) enigszins “verbetert” en vervangen wordt door het gekrijs van een heks die over haar toeren is. (Tegen dan ben ik gewoonlijk ook al over mijn toeren.) Uiteraard komt er een hele batterij chemicaliën aan te pas, al was het maar om de toestand enigszins te verlichten, want voor volledige genezing moet je toch alle ongemakken uitzitten en uitzweten.

Gelukkig is dit euvel een natuurlijk verschijnsel en bovendien van voorbijgaande aard, wat de mensen met longvliesontsteking die in en om Kapelle-op-den-Bos zijn opgegroeid niet kunnen zeggen. Gisteren is voor onze regio één van de ongetwijfeld meest spraakmakende processen van start gegaan dat werd aangespannen tegen een bedrijf. Vooral spraakmakend in eigen regio, omdat het bewuste Eternitstort waarvan sprake in de rechtszaak bij de generatie van onze ouders onmiddellijk herkenning oproept. Heel wat mensen van die generatie die in de gemeenten langs het kanaal wonen of hebben gewoond, hebben op één of ander ogenblik hun weg wel eens gevonden naar de Eternitgronden, en heel wat van het afval werd weggesleept in deze of gene richting, waarbij de asbesthoudende producten hun weg vonden naar heel wat voor-, achter-, zij-, volkstuintjes, bloembedden, perkjes en veranda’s. Over de esthetische waarden van de producten zijn de meningen verdeeld – een ge- (of stiekem ver)kregen paard kan men moeilijk in de bek kijken – maar de gevolgen kunnen blijkbaar desastreus zijn voor de mensen die aan het asbeststof blootgesteld werden, ongeacht of dat nu heel hun werkend leven lang was, of slechts toevallig en kortstondig. Mensen die 30 jaar geleden bij Eternit werkten, zijn nu in veel gevallen al overleden, en verwacht wordt dat de piek pas de komende 20 jaar zichtbaar zal zijn, als ook de ziekteverschijnselen van alle omwonenden zullen uitbreken, van (toenmalige) kinderen die in en om het stort hebben gespeeld, asbest in hun handen hebben gehad, of misschien zelfs kortstondig vakantiewerk in het bedrijf hebben gedaan.

Maar de politiek-economische kracht van het bedrijf (omwille van werkgelegenheid in de regio) was blijkbaar zo groot, dat er een heuse omerta heerste, tot Eric Jonckheere met zijn verhaal naar het gerecht stapte. En wat bijzonder schrijnend is, zo bleek uit het nieuws van vanmiddag, is dat de burgemeesters van Kapelle en Willebroek, aan de rand van wiens grondgebied zich tot op vandaag nog steeds een beek bevindt die boordevol asbest zit en blijkbaar voor iedereen (dus ook spelende kinderen) vrij toegankelijk is, via de media proberen aan te tonen dat het “niet zeker is dat de beek zich op het grondgebied van de eigen gemeente bevindt”, en het met andere woorden “niet hun probleem is”. Of hoe een bedrijf politici in haar macht kan hebben; uiteraard komt dit hele verhaal ook bijzonder ongelegen met de aankomende gemeenteraadsverkiezingen, en de connecties met het bedrijf zouden wel eens in het gedrang kunnen komen als er kant moet gekozen worden, met de nodige politieke gevolgen.

Hopelijk kent het proces een voor de slachtoffers goede afloop (al is dat uiteraard relatief onder de gegeven omstandigheden). Wellicht iets om rekening mee te houden alvorens er wordt bespaard op de kosten voor de ziekteverzekering in de nieuwe begrotingsronde op federaal niveau.

Wie de nieuwsreportage op TV gemist heeft, kan de reportage van Humo deze week er eens op nalezen. En voor wie twijfelt aan het huidig financieel en economisch belang van asbest (dat volgens diezelfde bronnen "niet meer wordt gebruikt"), kan het artikel van i Watch News eens raadplegen. Toch maar opletten met die droge hoest, daar in de buurt van Kapelle, of Willebroek. De thee met rum zal niet volstaan.

Sunday 16 October 2011

The answer to everything

Kwissen is een aparte bezigheid, en kwisploegen vormen meestal een vaste kliek waar je maar moeilijk tussenkomt, met hun eigen geplogenheden en gewoontes, specialisaties en kennis. Zo apart en vast dat Bart De Pauw er inspiratie in zag voor een nieuwe soap. Zelf was ik ooit een niet onverdienstelijk kwisser in een semi-vaste kwiskliek die doorgaans de gelegenheidskwissen in het Klein-Brabantse aandeed, soms zelfs met uitzwervingen tot ’s Gravenwezel, Lier of Leuven om deze of gene organisator te plezieren, en met deelnames in de plaatselijke kwiscompetitie – al vergt dit laatste al ettelijke uren studie, op in de verste verte nog niet voor de hand liggende onderwerpen,  in de stijl van “Welke wijn dronk Stradivarius om de verkoop van zijn eerste viool te beklinken?”, wetenswaardigheden die je op een zaterdagavond niet zo onmiddellijk uit je mouw weet te schudden.

Als bij toeval kwam ik afgelopen vrijdag nog eens in zo’n kwisploeg terecht, bestaande uit enkele vriendinnen en voormalige kwisgenoten, die nog een man, of beter vrouw, tekort kwamen om deel te nemen aan de jaarlijkse Dameskwis van Zoektochtenclub Veertienbunders in Blaasveld. Als altijd bij kwisploegen werden de nodige contacten gelegd, e-mails verstuurd, goedkeuringen aangevraagd, alvorens er werd beslist dat bibi per uitzondering mocht aantreden bij “De Dwalende Lichtjes”. Niet dat deze kwisploeg bijzonder hoog scoort – doorgaans eindigen ze op kwissen ergens in de middenmoot, zo werd mij gezegd – maar deze gang van zaken is nu eenmaal typerend voor de ondoorgankelijkheid van het kwisweefsel, zelfs als het meer om de gezelligheid dan de kennis gaat. Ik was blij dat ik nog eens kon gaan kwissen; ettelijke jaren geleden was het bijna tot een indigestie uitgegroeid, met ploeggenoten die de vrijdagen én zaterdagen van één weekend wilden vullen met kwissen, en dat van september tot juni, wat het nog zwaarder en langdradiger maakte dan een doorsnee basketbalseizoen, om dan uiteindelijk regelmatig weer dezelfde antwoorden op dezelfde vragen te moeten geven, en achteraf met een fles wijn, een set keukenhanddoeken of een koffiekop-met-spreuk onder de arm nog verschillende uren na te kaarten en te discussiëren over de (wijze van) antwoorden op de voorbije kwis, niet zelden met vingerwijzingen naar wie bij zijn standpunt was gebleven waar het een verkeerd antwoord betrof, of een verkeerde voornaam had ingevuld waar alleen de achternaam was gevraagd. Juryleden werden op het matje geroepen waar er discussie was over het correcte antwoord; vragen en antwoorden werden minutieus bijgehouden; namen van concurrenten op een zwarte lijst geschreven; de snoodaard door wiens schuld je net op de tweede in plaats van de eerste plaats was terechtgekomen, en dus het artikel met foto in de plaatselijke Passe-partout misliep, werd een week lang scheef bekeken en als het kon op de reservebank geplaatst.

Deze dameskwis bleek een “ladies only” aangelegenheid te zijn, wellicht niet alleen om bovenstaande redenen; de exemplaren van de andere kunne werden enkel ingezet aan de kassa, de toog en de ophaling der antwoordbladen. De kwis verliep goed; onze antwoorden volgden snel op de vraagstelling, of werden, als ze niet snel volgden, toch regelmatig op de valreep nog gevonden door middel van brainstorming in de ploeg (dat overigens beter werkt dan bij een mannenploeg, waar het competitief individueel element van “ik-moet-scoren”, veel meer aanwezig is dan bij vrouwen, en sommigen nog liever hun tong afbijten dan te zeggen dat de andere – zeker indien van het andere geslacht – een goeie prestatie heeft geleverd). De hele omkadering van de kwis was ook erg vrouwelijk; niet alleen thee en frisdranken gingen goed van de hand (de Duvel aan onze tafel buiten beschouwing gelaten), maar ook allerhande snacks vonden hun weg in de zaal om de vrouwelijke kennishormonen op een hoger toerental te laten draaien. Dat de speciaal voorziene flessen cava gretig afname vonden, bleek uit het groeiende aantal decibels en bijhorende giechelstondes, dat steeds meer in crescendo begon te gaan naarmate de avond vorderde, waarbij het gekakel in de laatste reeksen meer dan eens de vraagstelling overstemde. Dat enkele van de vragen hun oorsprong vonden in de Kamasutra of menig artikel uit Flair, Feeling of Libelle, en er bij wijze van demonstratie een “drildo” onder onze neus werd gehouden, droeg daar uiteraard alleen maar toe bij.

Onze gelegenheidsploeg bleek – in tegenstelling tot het gros van de andere ploegen, waar de cava zonder twijfel zijn tol begon te eisen – steeds meer warm te lopen voor de eindspurt. Bij de laatste paar reeksen lieten we een vijftal ploegen achter ons die ons bij aanvang nog de weg versperden, om uiteindelijk op een respectabele derde plaats te stranden op een totaal van zo’n 36 ploegen. Gewoontes sterven uiteraard nooit uit, en er werd nog een vervolg gebreid aan de avond in een café aan het Willebroekse “pleintje”, doch zonder vingerwijzingen of oeverloze herhalingen van de vragen uit de reeks. Het bleek uiteindelijk voor iedereen een win-win-situatie: de ploeg was blij met mijn inbreng, en ik was blij dat ik nog eens had kunnen kwissen. De banden waren weer aangehaald, de contacten gelegd, de plannen gesmeed, en als het goed meezit zal mij in de nabije toekomst nog wel eens een keer om antwoorden worden gevraagd door De Dwalende Lichtjes, of een andere kwisploeg.

Wednesday 12 October 2011

Big hat, no cattle

Aaah...de herfst! Jaargetijde waarop de bladeren van de bomen in de tuin vallen met een even grote achteloosheid als die waarmee jonge (en oude) HR-snaken mij tot in den treure afwijzen voor jobs waarvoor ik naarstig en tijdverslindend gesolliciteerd heb, om ook in mijn loopbaan een nieuw seizoen aan te snijden. Het zou nochtans zacht kunnen, zoals bijvoorbeeld de omgevingstemperatuur die ons dezer dagen omarmt, maar neen, mijn 18 jaar professionele ervaring en – ondertussen schijnbaar belegen – masteropleiding worden snoeihard afgewezen en even achteloos platgetrapt als de gevallen bladeren op straat. Een mens zou haast gaan denken dat het leven niet begint bij 40, maar zonder tussenseizoen ook direct in die herfst is terechtgekomen.

Solliciteren en niet eens worden gevraagd naar een motivatie, achtergrond of persoonlijke uitleg van het hoe, wie, wat, waar, waarom, maar botweg genegeerd worden als een bedelaar of zigeunervrouw met een bosje bloemen, heeft namelijk een even onfrisse geur als de verschaalde pis die de stationsgangen vult. Vooral omdat er – althans volgens de media – een onverbiddelijke “war for talent” heerst, maar veel meer dan wat schijngevechten in de marge heb ik nog niet mogen ervaren. Advertenties waarop je reageert en waarvoor je vervolgens tot compost wordt gereduceerd (“we plaatsen u in onze wervingsreserve en zullen u contacteren als een nieuwe opportuniteit zich voordoet” – [NOT!]), verschijnen na enkele weken, soms maanden, gewoon opnieuw, alsof jouw vluchtige passage niet meer was dan een lastige najaarsmug die even een kortstondige ergernis vormde. Onverwijld verwijzen deze pseudo-psychologen hoogdravend naar de voorgestelde functie als een “opportuniteit”. Maar een functie waarvoor men het onderste uit de kan wil halen en het maximum aan vaardigheden wil invullen met een minimum aan kosten noem ik niet bepaald een opportuniteit. (Ik ben toch niet gek!)

Nog volgens de mediamarkt zou mijn status als kandidaat er zienderogen op vooruit gaan als ik mijn kandidatuur voor jobs zou stellen via Twitter. Daar kan ik alleen het volgende op antwoorden: mijn marktwaarde laat zich niet beschrijven in 140 tekens. Heus niet. Evenmin zal ik mijn rating verlagen om de markt ter wille te zijn, in de hoop als dusdanig opnieuw een afzetgebied te vinden. In dezelfde functie blijven, maar elders? Een break-even is toch geen winst !?

Voorlopig blijf ik nog even aanmodderen, hopend dat de herfst gauw weer voorbij is, of dat er toch af en toe minstens een straaltje zon doorbreekt. (Afgelopen zaterdag gebeurde dat overigens even in De Kollebloem in Puurs, waar An Nelissen van jetje gaf met de voorstelling “Zus (Heden geen porno)”; een hartverwarmende aanrader.) Aan de recruteerders die het zogenaamd lastig hebben om kandidaten te vinden kan ik alleen maar opmerken: you only get what you give. [Applaus. Gordijn. See you at the afterparty.]


Wednesday 5 October 2011

The Worker


8u02, Puurs* (voorziene vertrektijd): “De trein naar Leuven heeft enkele ogenblikken vertraging.
8u10, Puurs*: “De trein naar Leuven van 8u02 komt zodadelijk aan op spoor 2.
8u30, Mechelen*: “De trein naar Brussel-Zuid heeft enkele ogenblikken vertraging.
8u42, Mechelen*: “De trein naar Brussel-Zuid van 8u02 komt zodadelijk aan op spoor 10.
*Naar keuze te vervangen door willekeurige NMBS-stations en tijden.

Afgezien van het feit dat de NMBS de termen “ogenblikken” en “zodadelijk” als uiterst rekbare begrippen hanteert (van soms minstens 10 tot 15 minuten), blijken de vertragingen dezer dagen ook weer schering en inslag. Sinds ik na mijn deugddoende vakantie het publieke vervoer weer dagelijks mag bezigen, ben ik nog geen ogenblik op tijd op kantoor aangekomen. Niet dat dat altijd een ramp is, met die flexibele en glijdende werkuren tegenwoordig, maar toch zijn vermoedelijk niet alle werkgevers even inschikkelijk voor wat betreft de rekbaarheid van de door de NMBS gebezigde begrippen, bedenk ik mij dan. Geen hond die het waagt om zo rond 9u15 tegen zijn overste aan de telefoon te zeggen “Ik heb enkele ogenblikken vertraging, maar ben zodadelijk op kantoor”, als hij verondersteld wordt op dat eigenste ogenblik en al sinds 8u45 stipt in de vergaderzaal te staan met de geüpdatete charts voor de vergadering van de raad van bestuur. (Overigens bedenk ik mij eveneens of het personeel van de NMBS ook “glijdende werkuren” kent, en of die bij aanwerving al na enkele ogenblikken, dan niet zodadelijk worden toegepast, doch dit terzijde.)

Daarenboven dient het openbaar vervoer per spoor met zo massaal veel (en steeds meer) volk te worden gedeeld, terwijl het rollend materieel nooit wordt aangepast, dat je niet alleen van geluk mag spreken als je nog een zitplaats bemachtigt – ik reis uiteraard in 2de klasse, unlike de vele ambtenaren die nochtans worden betaald met het belastinggeld van 3/4 van de rollende pendelaars; of zoals Fischer-Z het al zong: “second class and second best” – maar heden ten dage ook al blij mag zijn dat je je, met je billen tegen de ruit van de deur geperst, op één been aan de scharnierpaal van diezelfde deur zwaaiend, nog recht kan houden en in elke bocht net niet wordt platgewalst door de meute die het kleine halletje bevolkt en zich evengoed tracht staande te houden, of op het perron wordt gekatapulteerd als de deuren zich openen bij de volgende halte.

Soms – correctie: élke dag – vraag ik me af hoe de mensen zouden reageren als pakweg de bakker zijn klanten op die manier zou behandelen. “Het volkorenbrood zal vandaag uitzonderlijk niet worden gebakken. Er zal morgen rond 10u een vervangingsbrood voorhanden zijn in de bakkerij van het volgende dorp. Mensen die vandaag toch nog een volkorenbrood wensen te consumeren, wordt aangeraden zich te wenden tot de Delhaize, alwaar men volkorenbloem kan kopen, om zich vervolgens te begeven naar Vandenborre, en daar een broodmachine te bemachtigen, zodat u alsnog zelf een volkorenbrood kan bekomen als u dat echt nodig acht en niet tot morgen kan wachten. Mensen die vandaag niet bij hoogdringendheid een volkorenbrood nodig hebben, wordt aangeraden om het morgen opnieuw te proberen.

Edoch, de reizigers van de NMBS, die op jaarbasis tot bijna 2000 euro veil hebben voor een abonnement (en in veel gevallen thuis nog een wagen hebben staan die hen zelfs met files in een nog kortere tijdsspanne op de werkplek kan brengen), ondergaan dit alles als makke lammetjes terwijl de toestand steeds erger wordt, en terwijl de verschillende CEO’s van de NMBS en aanverwante entiteiten de financiële koek onder elkaar verdelen onder de vorm van bonussen, in plaats van - ik zeg maar iets - ze vrijwillig te investeren in de verbetering van de diensten. Er wordt wel gemord – nee, moord en brand geschreeuwd – over de toestanden bij privé-banken, maar over het gezamenlijk gesponsord gerij/gerei wordt er met geen woord gerept. Geen witte marsen; geen volksstakingen; geen halve alinea in eender welke federale nota van di Rupo & co; zelfs geen enkel bezwaar van het NV-A-orakel uit Deurne (vermoedelijk stopt de trein niet bij het Draakske) dat anders wel op alle andere federale fratsen foetert.

En morgen wachten we weer op de trein, overmorgen betalen we weer een belachelijke som geld om als beesten vervoerd te mogen worden; en we drinken een glas, en... alles blijft zoals het was. Rare jongens, die Belgen!