Wednesday 31 August 2011

See me Feel me Touch me Heal me

Het gaat steeds sneller, en aan wat een rotvaart! Als je daarbij met je klikken en je klakken in de coulissen van autostrades terechtkomt, wordt er straks zelfs niet meer gewacht tot alle stukjes onderbeen, voorarm en andere –huid van je verhakkelde carrosserie zijn geschraapt en terug aan elkaar gepuzzeld om pii-poo-gewijs door enkele toegesnelde medics naar het herstelatelier te brengen. No sirree! Als het van Touring afhangt, moet je zo snel mogelijk het veld ruimen zodat de mensen naar hun werk kunnen, en hun tijd niet moeten verdoen aan de gevolgen van jouw onachtzaamheid, die wééral bijdraagt tot hun miserie op de weg. T.t.z., hun tijd, dat is dan volgens berekeningen van Touring de volle 6% van die tijd; u kan zelf berekenen wat dat voorstelt op een autorit van pakweg een uur. Dat uur is de tijd die bibi erover doet om per wagen van thuis tot op mijn bestemming in het centrum van Brussel te rijden, tegenover een uur en een kwart per trein, en dat dan zonder ernstige vertragingen. Maar uiteraard heeft Touring niet hetzelfde cliënteel als het nationaal rollend spoormaterieel. (Hoewel dat dan in mijn geval zelfs nog wel zo is, al verwacht ik niet dat voor de prijs van mijn reisbijstandsverzekering de families nu moeten gaan afscheid nemen van hun verongelukte zoon bij een autowrak op één of ander depannageterrein, zodat ik sneller op mijn werk kan geraken.)

Bovendien wordt compleet voorbij gegaan aan het feit dat het merendeel van de wachtenden die 6% sowieso toch vol maakt met respectievelijk de krant lezen, telefoneren – gewoonlijk niet handsfree – met de vrouw des huizes of de secretaresse, het aanbrengen van mascara, een elektrische scheerbeurt, of simpelweg – en het meest van al – uit z’n neus eten. Om nog maar te zwijgen van het feit dat de file die zich als een slak aan het ongeval voorbij trekt, maar wat graag op de rem gaat staan, zelfs als ze er al voorbij zijn, om toch maar goed te kunnen zien wat er gebeurd is, en vervolgens wat later op het werk alle juicy details tegen de collega’s te gaan vertellen in de nabijheid van het koffieapparaat, waarbij zonder twijfel meer dan 6% van hun werktijd weer vervliedt.

Het lijkt mij erop dat Touring, nu het Kadhafi-regime in Libië voorbij is, er op het vlak van de Belgische regeringsvorming nog niet veel gebeurt, het wachten is op de eerste schooldag voor weer maar eens dezelfde berichtgeving, en we dus als het ware even een nieuws-luwe periode beleven, een uitgelezen moment heeft gekozen om dit controversiële bericht de wereld in te sturen, en zo de aandacht van heel België maar weer eens heeft gekregen, en met meer succes dan de voorbije maanden. Wie daaraan twijfelt, gooit best “Touring” maar eens in de zoekmachine om te kijken naar de frequentie van hun media-interventies van de voorbije maanden. De communicatiemanager van Touring weet heel goed wat hij doet; negatieve aandacht is ook aandacht, en zelfs meer en beter. De leerkrachten die morgen aan de slag gaan, zijn gewaarschuwd.

Saturday 27 August 2011

Let's go on a trip

Na een korte zomer-werkvakantie van enkele dagen – voor schilderwerken die vorig jaar onafgewerkt bleven omwille van, inderdaad, de voortdurende regen in augustus – was het terug even acclimatiseren in de sleur van alledag. Terug wennen aan de trein, die ook leeg en in volle zomer niet alleen te laat komt, maar op respectievelijk 10 en 5 kilometer van Brussel-Noord om onduidelijke redenen twee keer 5 minuten stilstaat zonder enige aanwijsbare reden, en uiteraard zonder enige verklaring aan de reizigers; aan de grootogige blikken van ongeloof bij je collega’s omdat ze je ironische opmerkingen nog steeds niet snappen en naar verklaringen zoeken; de ingehouden neiging om je baas eens een goeie slap on the back te geven en hem voor te stellen samen eens een stevige pint te gaan drinken. Al moet ik toegeven dat dit laatste, al of niet ingehouden, bijzonder weinig voorkomt.

Maar de tijdelijke improvisatorische werkonderbreking zat dan ook tot de nok gevuld. Vooreerst waren er de onvermijdelijke schilderwerken, voor ons zo prioritair als de splitsing van BHV voor Vlaamse politici: er zijn belangrijker dingen, maar op dit ogenblik is ons kleine universum het centrum van het heelal, waarvoor alles moet wijken. En ook nu was het weer kantje-boordje; de laatste borstelstreek was net gegeven, of de hemelsluizen zetten zich alweer open. Het was op bepaalde ogenblikken een beetje kunst- en vliegwerk, maar het kon toch tot een goed einde worden gebracht, zodat ook nu de ramen en deuren achteraan het huis terug representabel zijn.

Uit puur contentement trakteerden we onszelf op een bezoek aan de Koekestad en het veelgeprezen MAS. De verkeers- en parkeerproblemen indachtig, leek het mij geen slecht idee om maar meteen één van de fameuze B-dagtrips aan te kopen van ons vaderlands rollend materieel; dat zou ons meer tijd kosten, maar de prijs en de inspanning van de hele rij- en parkeeractie zou uiteindelijk hetzelfde zijn. En de trein is tenslotte altijd een beetje reizen! De Puurse spoorbeambte krabde zich aanvankelijk in het schaarse haar, maar kon uiteindelijk de map met procedurele instructies opdissen om ons computermatig van de gevraagde tickets te voorzien, toch mits enig wenkbrauwgefrons, al was het ons niet duidelijk dat dat was omwille van de moeilijkheidsgraad van de instructies, dan wel de verwondering om de aankoop van een B-dagtrip in Puurs op de middag op een dikke 20 kilometer van ’t Stad.

De treinrit verliep overigens zonder noemenswaardig oponthoud, wat met de Maatschappij niet altijd het geval is. De daaropvolgende bus dat aan het ticket verbonden was lieten we links liggen, en we trokken te voet door de oude stad, die nu voor het eerst in de week lag te blinken in de zon. Een snelle broodjeslunch in één van de etablissementen die rond het MAS als paddestoelen uit de grond rijzen, daar waar je vroeger alleen maar terechtkon voor namaak-Lacostepolo’s of andere dingen die van één of andere boot waren gevallen, was qua kwaliteit het vermelden echt niet waard, en daarna staken we over naar ’t Eilandje.

Het MAS doet menig Antwerpse borst zwellen van trots – iets wat in ’t Stad nu wel vaker gebeurt, en ook wel voor ’t minste geringste – maar het is dan ook een prachtig gebouw. De zichten van achter het gegolfde glas worden beter bij elke verdieping, vooral bij mooi weer, en vanop het dak kan je dan tot aan de Sint-Romboutstoren in Mechelen kijken. De museumcollectie zelf is vatbaar voor discussie. Vooreerst is ze enorm, en als je 2 uur voor sluitingstijd binnengaat zoals wij, en denkt dat je daarmee ruim de tijd hebt om alles rustig te bekijken, dan krijg je aan de ticketbalie een zorgelijke blik met het advies om zo vlug mogelijk  aan de tentoonstelling te beginnen, en het panoramadak pas daarna te bekijken, omdat dat – overigens gratis – tot middernacht openblijft. Daarnaast is de samenstelling van de verschillende collecties, of de reden daarvoor, niet altijd duidelijk. Zonder gids lijkt het alleen maar wat het ook daadwerkelijk is: een groepering van artefacten uit verschillende musea. Al bij al vond ik dat het “depot”, dat als doorkijkmuseum is ingericht, nog één van de leukste delen is. Uiteraard naast de vroegere maritieme collectie van het Steen, maar dan omdat daar één van mijn vroegste herinneringen aan verbonden is: in het Steen heb ik, gezeten op de knie van een oude suppoost tussen alle scheepsmodellen, voor de eerste keer door de goede man het verhaal van Antigoon en Brabo verteld gekregen.

Wat vooral een gemiste kans is, is dat, na alle grootse aankondigingen, het MAS evenzeer ten prooi valt aan de Vlaamse bureaucratie en enkel maar open is tijdens de “kantooruren” van 10 tot 17 uur, terwijl dergelijke musea in steden als bijvoorbeeld New York langere openingstijden en soms zelfs wekelijkse nocturnes aanbieden aan de bezoekers. Maar ja, New York, dat is natuurlijk ’t Stad niet...

Monday 8 August 2011

Drop Drop Drop (Let the rain fall down)

De zomermaanden thuis doorbrengen is geen ramp; in plaats van tijd te verknoeien met op de trein te wachten, kan je bijvoorbeeld eens op een normale manier met de auto naar het werk rijden, en na een uitgebreid en relax ontbijt sta je ’s morgens op een half uurtje in Brussel. Normaliter gaan die zomermaanden dan ook gepaard met gezellige avonden op zonovergoten terrasjes, bloedhete nachten met zonnige spijs en drank, feestelijke evenementen op pleintjes, begeleid door het onverdroten gezang van de cri-cri en een sporadisch bezoek van een ritselende egel.

Puurs doet al een paar jaar moeite om voor de thuisblijvers de zomer in haar deelgemeenten te brengen met de gratis optredens van “t Zomert in Puurs”. De enige “flaw” in het plan is dat het dit jaar helemaal niet zomert in Puurs. Zaterdag ondernam ik een poging om mee te gaan zomeren in het centrum van Breendonk, ofte Breendonk-dorp, alleen al omdat Sofie & So Four er zouden optreden. Sofie, de Aretha Franklin van de Lage Landen, die om redenen die mij totaal ontgaan na haar vroege solo-carrière en het Trinity-tijdperk nooit echt meer bij het grote publiek is doorgebroken, is altijd een omweg waard, en dus al zeker als ze gratis in mijn achtertuin komt zingen.  

In een zeldzame poging om nog eens de elementen te trotseren, trok ik op mijn Hollandse omafiets richting Breendonk, ook al omdat ik vermoedde dat de massa in grote drommen zou komen opdagen en er wellicht geen parkeerplaats te vinden zou zijn; Breendonk was tenslotte maar een kwartiertje verwijderd. Zowat vijf minuten daarvoor had het nog een enorme drache gedaan die nog niet helemaal uitgedruppeld was. Omdat ik wel beschik over een donkere cape, maar dat iets is waar ik al sinds mijn jeugd een hekel aan heb – u weet wel: de kap die om de haverklap over je neus zakt omdat ze te groot is, waardoor het water over je neus loopt en je gezicht begint te jeuken; het zweet dat geen weg op kan en heel je bovenplunje doornat maakt en voorziet van een muffe geur, terwijl je jeans helemaal doorweekt geraakt van de regen die in straaltjes over je dijen loopt, omdat dat soort capes om één of andere reden nooit lang genoeg is om het water af te leiden naar lagere regionen, maar onvermijdelijk altijd tot boven je knieën kruipt, zodat je aan het eind van de rit toch zo helemaal doornat bent dat de hele oefening van het aantrekken van de cape en de bijhorende imagoschade compleet nutteloos was – besloot ik om, geheel in overtreding met het huidige verkeersreglement (althans toch volgens de Leuvense politie) mij naar Breendonk te begeven met één hand aan het stuur en één hand aan een paraplu die mij wel droog moest houden. 

Gevaar voor mijzelf of andere weggebruikers was er niet, want het fietspad was breed genoeg en duidelijk alleen in gebruik door mijzelf, die naast de elementen ook de meelevende blikken vanuit de passerende auto’s moest trotseren. De paraplu hield mij enigszins droog, al was het niet zonder enige moeite, want in de windvlagen die me om de oren vlogen deed hij eveneens ongewenst dienst als zeil, waardoor ik over het fietspad zwalpte als een zatte Zwitser. En dan moest ik nog aan de eerste pint beginnen.

De straat in Breendonk die gewoonlijk volloopt met auto’s als er in de brouwerij een scheet wordt gelaten die het vermelden waard is, was nu onwaarschijnlijk leeg. Geen dichte drommen, grote massa’s of volkstoelopen. Waar normaal de unie van het stalen ros samentroept, was nu één grote leegte, zodat ik mijn fiets alleen moest stallen; de vriendin waarmee ik afgesproken had, kwam daarop in pure Once upon a Time in the West-stijl door de lege straten toegestapt. Het podium was nog leeg; de omliggende kraampjes – zonder twijfel bedoeld om het gratis concert te bekostigen – waren bemand met bibberende medemensen die mistroostig door het regengordijn stonden te staren. Wij gingen ons even opwarmen op het enige terras dat het dorp op dat moment telde – gelukkig helemaal overdekt – dat van “De Vetten Os”. Toen de eerste tonen van Sofie zich aankondigden, kwamen her en der wat levende wezens het voorplein van de kerk opgestrompeld, als een uitgeregende versie van de Night of the Living Dead.

Sofie & So Four gaven ondanks de aanhoudende regen het beste van zichzelf, en even leek het of die toegaf aan de sirenezang van Sofie. Uiteraard "I Love You", wat Bacharach-nummers, songs uit de Trinity-periode (Double-o-two, three-four-five, seven-o-nine, that’s my number!), aangevuld met jazznummers, songs van The Supremes en haar eigen recentere werk, kregen het schaarse publiek wel aan de waggel, maar konden de regen niet weghouden. Toen ze uiteindelijk na zowaar drie bisnummers uiteindelijk toch afscheid nam, stond het publiek al terug in een druilerige regen. 


Terug op het terras, zaten we de komst van Mojo af te wachten, maar noch de regen, noch de temperatuur werkten mee, en aangezien we langs het terras steeds meer volk zagen afdruipen, besloten we het volgende spektakel maar vanop De Vetten Os te volgen. Mojo zette in met enkele zeer bekende en recente covers (The Noisettes, Black Eyed Peas, Kings of Leon), maar bleken het na een korte act zonder bisnummers voor bekeken te houden, wat er wellicht op wees dat het geheel zo goed als uitgeregend was. Toen nagenoeg heel Breendonk was ingeslapen, trapte ik door nacht en ontij, met nog een stevige tegenwind, terug richting Hof ter Bollen, op een compleet verlaten weg. Mijn zomerse nachtelijke fietstochten hebben er al lichtelijk anders uitgezien.

Wednesday 3 August 2011

Junge komm bald wieder

Voor ons geen chassé croisé des juilletistes et aoutiens tijdens het afgelopen weekend; zelfs voorlopig nog geen vakantie tout court. Omdat bibi haar vierde decennium tot een goed einde bracht, profiteerden we van een speciale aanbieding om er even uit te trekken naar een regio die tamelijk te lijden heeft onder de goedkope reizen naar het zuiden, de low-cost carriers en de globalisering van deze wereld, en konden dus genieten van een rustige rit richting Eifel en Moezel.

We hadden een kamer geboekt in hotel Quellenhof in Bad Bertrich, dat gunstig gelegen is tussen de Vulkaneifel en de Moezel om het beste van twee werelden te bieden. Daar waar deze uitstap voor de generatie van onze ouders nog een volwaardige vakantiebestemming was, vindt iedereen het vandaag vanzelfsprekender om enkele uren op een vlucht te zitten dan een korte autrit te maken voor een weekendje weg. Ze doen er nochtans hun best; Bad Bertrich heeft hypermoderne en poepsjieke thermen aangelegd, die letterlijk achter de hoek van ons hotel waren gelegen, en waartoe de toegang in onze boekingsprijs was begrepen. Het stadje zelf, dat uit 2 delen bestaat (“Ost” en “West”, zonder muur of bijbedoelingen), die verspreid zijn over een keteldal en met de wagen alleen via tunnel bereikbaar zijn, lag er tamelijk verlaten bij, maar daar zat het fantastische zomerweer van de maand juli wellicht voor veel tussen. Er zijn genoeg verblijfsgelegenheden voor verschillende beurzen, waaraan al dan niet verschillende eetgelegenheden gekoppeld zijn, en allemaal bieden ze naast de gemeenschappelijke thermen zelf ook nog één of andere vorm van wellness aan; aan Gemütlichkeit geen gebrek!




Na een ochtendlijke trip in de thermen van respectievelijk 32° en 36° (waar ook allerlei massages en andere -verwennerij verkrijgbaar is), konden we profiteren van een schaars moment op een terras, waar we een basis legden van Reibekuchen met gerookte zalm,

om daarna al wandelend de buurt te verkennen. Het plaatselijke toeristenbureau bleek vreemd genoeg gesloten (op een zaterdag, in de zomervakantie), en hoewel er verschillende wandelingen in de buurt vertrokken, wisten we niet goed waar te beginnen, en trokken we dan maar naar de meest voor de hand liggende: de wandeling nr. 7, die ons even uit de vulkaankrater en verder rond het halve dal bracht.







Van regen bleven we gespaard, maar de wandeling ging sowieso helemaal door de bossen, af en toe in het gezelschap van andere passanten.





Bij sommige zichten zou je zelfs gedacht hebben dat je ergens anders was.

Het weekend stond voor Bad Bertrich zelf in het kader van het jaarlijkse Kurparkfestival. De commentaren van vorig jaar waren veelbelovend; dit jaar speelde het weer parten, en het mooi opgemaakte park bleef verstoken van bezoekers, op enkele moedige en gedetermineerde vakantiegangers na. Ik moet eerlijk toegeven dat ook wij liever in het gezelschap van een rode Dornfelder en enkele Underbergs (voor de intimi: een “Magestimmerke”) in het hotel bleven, en het vuurwerk met een half oog vanop ons balkon bekeken.


Na een stevig ontbijt verlieten we het hotel op zondagochtend richting Moezel, die op slechts een half uurtje rijden lag. Keuze genoeg aan wijnproeverijen en –festivals langs de de oever richting Cochem, maar voor ons iets te vroeg om alweer aan proeven te beginnen, en de dag was ook alweer iets te kil ingezet om constant de bloemetjes buiten te zetten. Dan maar een Moezel-site seeing tour tot we in Cochem waren, waar niet alleen meer bedrijvigheid was, maar bij tussenpozen ook een flauw zonnetje door de wolken kwam piepen. Mijn laatste bezoek aan Cochem dateerde van meer dan 20 jaar geleden, en ik mocht opgelucht vaststellen dat de hoedjes-met-pluim-en-wandelstok ondertussen achterwege werden gelaten, evenals de bij-elkaar-passende-blinkende-trainingspakken van in die tijd. Cochem is geëvolueerd tot een moderne toeristische stad, met meer activiteiten dan alleen maar wijn proeven en toeristische gadgets kopen, en bijzonder populair bij motards. Na een Strammer Max en een hartverwarmend Pfifferlingsoepje gingen we voor de obligate boottocht op de Moezel, schijnbaar toch nog altijd een succesverhaal in de steden langs het water, zowel bij toeristen als autochtonen. (Vreemd genoeg ben ik zelf nog nooit vrijwillig op een Flandria gestapt in Antwerpen, laat staan op een Mozart in Willebroek.)





Ook de Burg kwam aan de beurt, waar je na een stevige tocht naar boven een mooi uitzicht hebt op de omringende buurt en de wijnvelden, om vervolgens een rondleiding te krijgen in het kasteel (dat weliswaar pas in de 19de eeuw weer uit zijn ruïne verrezen is tot de huidige opstelling). Voor de liefhebbers zijn er ook spookrondleidingen voor kinderen, een valkerij naast het kasteel, en de gelegenheid tot middeleeuwse “riddermalen”. (Tijdens het komend weekend – 6 & 7 augustus – zijn het trouwens “Burgfeste”: een tip voor wie iets origineels zoekt om te doen met de kinderen.)




Met de laatste verfrissing achter de rug zat de dag er voor ons op, en begaven we ons terug in de richting van ons stalen ros om op de terugweg niet terecht te komen in de restanten van de chassé croisé op de E40 (al bleek dat nogal mee te vallen), in de wetenschap dat er nog heel wat meer te doen valt in de buurt. We’ll take a raincheck... (Of is dat in de huidige omstandigheden een nogal ongelukkige uitdrukking?)