Saturday 30 October 2010

Those were the days

In een drukke (en ook een minder drukke) werkweek dient bijtijds al eens wat stoom te worden afgelaten. De laatste maandagavond van de maand oktober gebeurt dat als naar jaarlijkse traditie in de Willebroekse ‘lokalen en herbergen’, want dat is al sinds 1849 de dag van ‘Willebroek Jaarmarkt’, al sinds tientallen jaren een hoogdag voor de plaatselijke bevolking. Alle leden van de familie werden in het nieuw gestoken en opgeblonken van kop tot teen, om vervolgens en groupe de koude te trotseren (want een andere traditie is dat het tegen de tijd van Willebroek jaarmarkt al minstens één nacht goed moet gevroren hebben). De jaarmarkt zelf, die al tijdens de prille ochtenduren aanvangt en voor de landbouwers van heinde en verre nog steeds een echte koopmarkt is, is een evenement waar heel veel (ex-)Willebroekenaren al niet meer naartoe komen, om de simpele reden dat ze elders werken en/of wonen, en dat het uitzicht van een koe, paard, schaap of geit al lang niet meer iets is om verlof voor te nemen, zeker als je er beroepshalve geen betrokkenheid mee hebt, of, zoals ondergetekende, maar in deze of gene richting moet kijken vanuit je straat om genoemde diersoorten dagelijks te aanschouwen. Bovendien valt het mij op dat, zoals wel meer het geval is bij grootschalige populaire evenementen, er heel veel rare variaties van de menselijke soort bij dit soort gelegenheden uit alle krochten en gaten naar boven komen gekropen, als een soort vreemdsoortige parodie op Dawn of the Dead (wat niet verwonderlijk is, voor de tijd van het jaar), die dan brassend en lallend de straten vullen, om zich op de meest onvoorziene plekken te ontdoen van hun lichaamsvochten. De ervaring van jaren terug leert dat er doorgaans een dip in het gebeuren komt na het middaguur, wanneer de herbergen en de kermis weer leeglopen omdat bovengenoemde figuren, wier pens ondertussen werd gevuld met bier en schep, thuis hun roes gaan uitslapen, om er bij voorkeur een paar uur later weer terug ‘tegenaan te gaan’.

Des avonds wordt de jaarmarkt elk jaar afgesloten met een vuurwerk, dat ondertussen al is uitgegroeid tot een enorm klank- en lichtspel dat zijn weerga niet kent in de wijde omgeving, en zelfs het Antwerps nieuwjaarsvuurwerk soms maar bleek doet uitslaan, omdat er door het gemeentebestuur en welvarende Willebroekse weldoeners niet op een centje meer of minder wordt gekeken ter vermaak van de eigen en de naburige populatie. En dat is dan het moment om met vrienden samen te komen, vooral vrienden die je al in lange tijd niet meer hebt gezien, en in de Willebroekse herbergen nog een vervolg aan de avond te breien, alwaar door muzikale begeleiding gewoonlijk voor de nodige ‘ambiance’ wordt gezorgd. Een jaarlijkse must, al moet ik eerlijk toegeven dat er ook wel een soort van snobisme mee gemoeid is van de echte Willebroekenaren, om zich liefst met zoveel mogelijk mensen in zoveel mogelijk café’s voort te bewegen, en aldus elkaar met een soort van ‘clangevoel’ te beconcurreren, waarbij diegenen met de grootste clan of achterban het meeste aanzien genieten. Voor ons is het gewoon een afspraak met een fijne traditie, en fijne vrienden.

De werkweek werd vrijdagavond afgesloten met een ander trekpleister in de heimatgemeente: een etentje bij Kit van restaurant Shanghai aan het station. Wie de glazen deur binnenstapt wordt als het ware bijna 40 jaar teruggekatapulteerd in de tijd, mocht de moderne TV boven de toog – die uiteraard de hele avond staat te blèren ten behoeve van de eenzamere kostgangers – er niet zijn om je eraan te herinneren dat je je nog wel degelijk in de 21ste eeuw bevindt. Al zijn de tafelbladen van glas waaronder je vroeger het menu kon doornemen dan wel vervangen, de versiering aan wanden en toog verwijzen nog steeds naar het China van een verre keizer. Sommige bezoekers gaan met hun gezicht binnenwaarts gekeerd op de banken aan de tafels zitten, waardoor je uitgebreid wordt gemonsterd als je je in de richting van je tafel begeeft, niet zelden onder luidruchtige opmerkingen of tekenen van herkenning. Voor zover er nog iemand zit, want heel wat bezoekers hebben nog steeds de gewoonte om op het al even historische tijdstip van 18 uur aan tafel te gaan, waardoor een etentje na de klok van achten een vrij eenzame bedoening wordt. (Doe overigens geen moeite om het te zoeken op het wereldwijde web, want je zal geen website vinden.)

Zaakvoerder Kit lijkt voor vreemden op het eerste gezicht nogal een eigenaardig sujet: zwaar stotterend en schuifelend komt hij van achter zijn toog, en hij is niet altijd even verstaanbaar, zelfs voor het waakzame oor. Maar hij is de perfecte gastheer en ontwikkelt meteen een nooit eerder geziene sympathie voor zijn gasten, ook al komen ze er dan voor de eerste keer; iedereen wordt op zijn wenken bediend, en geen bord, glas of schotel zal leeg komen te staan zonder dat zijn alziend oog het opmerkt, waarbij zijn zoon en dochter, die mee de bediening verzorgen, af en toe met kenmerkende Chinese klanken tot snellere actie worden aangemaand. Shanghai is een plaats waar je naartoe gaat voor het eten, niet voor het interieur; zoveel is wel duidelijk. En aangezien ze geen prefab-rijsttafels klaar hebben, is het zeker bij grote gezelschappen de moeite om de waard zijn creativiteit te laten botvieren in het aanbrengen van gerechten; er wordt rekening gehouden met bijzondere wensen, en af en toe zit er zelfs eens een ‘specialleke’ tussen, maar altijd om duimen en vingers af te likken. Uiteindelijk zal het hele gezelschap, lichtelijk 'zompig' gegeten en evenzeer aangeschoten, achterover gaan leunen, terwijl Kit het wellicht niet zal nalaten om vanuit de keuken toch nog maar een extra schoteltje aan te dragen, dat dan zelfs onaangeroerd terug moet, maar niet zonder eerst na te vragen of er nu echt niemand is die het ingepakt mee naar huis wil nemen. Wie denkt dat men na zo’n schranspartij een niet te overziene rekening zal dienen te betalen, komt bedrogen uit: men verlaat het pand tegen een prijs waarvoor men elders wellicht enkel een steak en een pint bier zal krijgen. En zeker niet de vriendelijkheid en vriendschap waarmee deze kastelein het begeleidt. Altijd een mooie manier om het weekend in te leiden!

Wednesday 27 October 2010

All I can do is write about it

Na de verschillende (positieve) commentaren op deze blog, besloot ik dat het tijd was om toch maar eens enige verdere ‘scholing’ te volgen, voor zover dat al mogelijk is voor iets subjectiefs en persoonlijks als schrijven. Omdat de kunstacademies en aanverwante in ruraal Vlaanderen verstoken blijven van iets van waarde dat enigszins in die richting wijst, kwam ik uiteindelijk via Facebook terecht bij de organisatie Wisper, die in de grote Vlaamse steden creatieve cursussen organiseert. (Bij deze werd dan ook voor een keertje het echte nut van Facebook aangetoond.)

Afgelopen zaterdag was het dus de eerste aflevering van de cursus “Proza schrijven: kennismaking”, die voor de gelegenheid wordt gegeven in De Markten in Brussel, telkens een drietal uur op zaterdagochtend, en dat voor 4 weken. Het is de bedoeling om de deelnemers een voorsmaakje te geven van en aan te zetten tot het volgen van langere cursussen. Door de verantwoordelijke van De Markten werd al meteen meegegeven dat het mooi zou zijn als uit dit initiatief een heuse schrijfclub of prozaparty met voortdurende werking zou ontstaan, maar zo ver waren we natuurlijk nog niet, en ik vermoed dat het voor de meeste deelnemers ook nog aftasten was, of ze werkelijk iets met de kortstondig vergaarde kennis zullen willen doen.

Die eerste cursus viel in ieder geval best mee. Er was een dame die – wellicht met een geheel andere of zelfs totaal verkeerde instelling naar daar gekomen – bij de persoonlijke voorstelling van elke deelnemer al zat te pruttelen dat ze eigenlijk niet wist wat ze er zat te doen, en, nog voor de eerste opdracht van wal stak, al meteen ook weer de deur uitliep met een sneer “dat het absoluut niks voor haar was”. Iets wat ze ook al had kunnen uitvogelen als ze de beschrijving van de cursus had gelezen vóór de inschrijving, maar goed. Misschien was het een kwestie van depressiviteit, of herfstkilte, of misschien gewoon een opstoot van “ik heb er eventjes allemaal genoeg van”, en paste de verandering van idee gewoon in dat kader. Exit de dame in kwestie, en de cursus ging gewoon verder, zonder dat er ook maar iemand van opkeek.

De lesgeefster, zelf schrijfster van kinderboeken, zorgde in ieder geval voor een hele leuke en losse aanpak, en stroomde al van bij de eerste minuut over van schrijftips. Zelfs voor wie maar wat wil schrijven voor huis-, tuin- en keukengebruik (bestaat er straks, naar analogie met het “sportelen” van Bloso, ook zoiets als “schrijvelen”?), kon er al meteen heel wat worden opgestoken. De schrijfopdracht die we kregen werd in groep besproken, en zo gaat het ook voor alle volgende opdrachten die we zullen krijgen, want zoals bij elke cursus komt er ook hier huiswerk aan te pas, dat door de rest van de groep zal worden beoordeeld. Of er daadwerkelijk ook grote auteurs uit zullen voortkomen is een andere zaak, maar dat is dan ook niet in eerste instantie het opzet. De bedoeling is veeleer om creatief bezig te zijn, ook al word je door sommige mensen scheef bekeken of er zelfs van beticht een “dikke nek” te hebben, omdat je als hobby graag schrijft. Maar waarom zou dat anders zijn dan de maatschappelijk beter verteerbare hobby’s als schilderen, tekenen, beeldhouwen of musiceren? Ik kom in ieder geval nu ook op zaterdag met plezier uit m’n bed om me naar de hoofdstad te begeven.

Tuesday 19 October 2010

Be my baby

De afgelopen weken stonden weer in het teken van de hormonenrollercoaster voor de IVF waar we nu al bijna een jaar op en af mee bezig zijn, zoals aangekondigd in een vroegere blog, en waarvoor bibi met de regelmaat van de klok de nodige chemicaliën voor eicelstimulatie tot zich mag nemen, om vervolgens met een nog striktere regelmaat om de paar dagen echografieën te ondergaan in de grote fabriek van het CRG in Jette, gevolgd door een zgn. “pick-up” van de eicellen, de bevruchting in vitro en de terugplaatsing bij kwalitatieve resultaten (bij voorkeur allemaal op een ontiegelijk ochtenduur). Klinkt allemaal mooi, simpel, cool en vooral vooruitstrevend, maar de bittere realiteit van de zaak komt erop neer dat je als vrouw vooral veel je benen mag spreiden om bepoteld te worden door een reeks wildvreemde luitjes voor niet zo fijne medische handelingen.

Vooral naar aanleiding van de recente Nobelprijstoekenning aan Robert Edwards, werden in de kranten weer allerlei wonderprestaties toegedicht aan ’s mans ontdekking, die bij de meeste mensen leiden tot de simplistische redenering “niet zwanger? > IVF > kindje”. Helaas voor ons, en voor heel veel mensen, gaat deze simplistische redenering alleen op voor de ongeduldige zielen zonder medische problemen bij wie een zwangerschap na enkele maanden niet lukt, en die, mits een beetje meer geduld en een beetje meer gezonde repetitie, na enkele maanden sowieso vanzelf ook wel zouden zijn zwanger geraakt. Helaas ook voor ons en voor heel veel mensen, wordt dit soort mensen niet ontraden om aan IVF te beginnen, omdat de proefbuisproductie nu eenmaal een profijtelijke business is, waardoor het bij het genaamde CRG bijna schreeuwen is om een beetje aandacht van je “behandelende” dokter, die je in realiteit dus één keer ziet tussen de verschillende sessies door (doorgaans maximum 30 minuten), waarna je voor het verloop van je behandeling vooral bij een wisselende staff van “counsellors”, vroedvrouwen, verpleging en secretariaat terecht moet, en bij het doorvragen op een onderwerp zowaar af en toe het laconieke antwoord krijgt “jamaar mevrouw, ik ben geen dokter!”. Nee, natuurlijk niet, daarom zou het misschien ook wel handig zijn dat je die eens wat meer kon raadplegen.

Zoals in die eerdere blog vermeld, is het probleem bij ons wel van medische aard, want ondanks de kwaliteit van de ei- en zaadcellen en de “prima” werking van ons beider door de natuur voorziene voortplantingssystemen, woekert de endometriose voort, wat niet bepaald wordt bevorderd door de toegediende chemische substanties, en vermoedelijk is dat de boosdoener van elke mislukking, al weigeren de artsen dat over hun lippen te krijgen. Desondanks wordt er steeds in superlatieven gesproken; de aardige jonge dokter die je behandelt kirt bemoedigend en bij elke poging steeds luider “hopelijk gaat het dit keer lukken hoor!”, alsof het om een lappenpopje gaat dat je in de wekelijkse knutselles van de lagere school in elkaar zit te flansen; de embryoloog komt je voor de terugplaatsing persoonlijk melden dat je embryo’s “van PERFECTE kwaliteit zijn”, als een volleerde sommelier die de suggestiewijnen bij het diner komt aanprijzen. Tja, als zij zelf niet in hun product geloven, wie zal het dan wel doen?

Edoch, na 5 pogingen op relatief korte tijd (net omwille van de snelheid van de endometriose), met slechts 3 terugplaatsingen (waaruit blijkt dat de embryo’s toch niet altijd van de aangeprezen excellente kwaliteit zijn) bleek ook de laatste terugplaatsing weer negatief uit te draaien, zodat het hele opzet nu wel in zeer nauwe schoentjes komt te staan. Dankzij de Belgische sociale zekerheid krijg je hier 6 pogingen terugbetaald (in Nederland slechts 3), maar dat is uiteraard ook louter en alleen omdat je die 6 pogingen inderdaad nodig hebt om uit te maken of er iets van komt. En dan nog. Verhalen zijn legio van mensen die 8, 12, tot zelfs 18 pogingen ondernemen om toch maar aan hun kinderwens tegemoet te komen. In de aanloop naar de 6de en tot dusver laatste poging, waarbij ik ondertussen de volgende raadpleging al heb verlegd van de jonge dokter naar het hoofd van de CRG-kliniek (na lang aandringen op 15 november, omdat “zijn agenda vol zat tot eind december”!), kwestie van een beetje minder superlatieven, een beetje meer realiteit en mogelijk een alternatieve en iets meer ondernemende behandelingsmethode te krijgen, zullen we ons stilaan ook moeten bezinnen over de vraag of het zin heeft om er daarna mee door te gaan. Niet alleen kost één poging in België gemiddeld 4000 euro als je ze zelf moet bekostigen, maar bovendien is er geen enkele garantie dat het uiteindelijk ook een kroost oplevert. Tussen conceptie en partus staan bij IVF namelijk nog velerlei obstakels, en niet elke IVF-zwangerschap wordt daarom ook uitgedragen. De vraag is dan, of je in deze onzekerheid een paar duizenden euro veil hebt om de uitdaging toch aan te gaan, waarvan het resultaat bij mislukking dan nog en steeds harder zal aankomen, of, of je dat geld beter aanwendt voor nieuwe levensdoelen en de verhoging van de kwaliteit van je verdere (ongewenst) kinderloze leven? Wordt de wereld beter van jouw reproductie, terwijl het in China nu al wel heel erg druk wordt, en ze in Afrika niet meer weten hoe het volgende mondje te voeden, enkel en alleen omdat jouw ego en de maatschappij dat van jou verlangt?

Ondertussen wordt tussen al die pogingen door je sociale leven tot zowat nul herleid: de klokvastheid om de hormonenstimulerende medicatie toe te dienen, laat amper nog andere activiteiten toe buiten je professionele leven. Je moet je onthouden van allerlei drank en voedingsmiddelen, want de alcohol, de slecht gewassen sla, biefstuk, leverpaté, sushi, gerookte zalm, Franse kaas... dat is allemaal slecht voor wat zich mogelijk bij deze poging nu misschien eens begint te ontwikkelen, om nog maar te zwijgen van het gebrek aan slaap en vitamines dat je riskeert bij elke manifestatie die tijdens de weekends uitloopt tot na middernacht (voor zover je je kan wakker houden, tenminste)! Dat professionele leven is overigens ook aan vervanging toe, maar je hebt de stap nog niet gezet, want, stel dat, misschien, nu bij de volgende poging, wellicht, mogelijk ... enz. En bovendien krijg je allerlei fysieke kwalen die je de moed om nog een stap buiten de deur te zetten sowieso ontnemen: de toename van je lichaamsgewicht neemt De Wever-achtige proporties aan zonder dat jij daarvoor een Draakske doet, wel integendeel; door de party-hoppende hormonen in je lijf heb je het nu weer koud, dan weer een migraine die je helemaal lam legt, dan weer buikkrampen, of een lastige stoelgang (de vertrouwdheid die je daarentegen krijgt met je lichaamsfuncties werken ook de vertrouwelijkheid in de hand om een kat een kat te noemen).

Naar het eind van de standaard-terugbetaalde zesde poging toe, ben je dus ook bijna letterlijk aan het eind van je Latijn, en dringt de onvermijdelijke vraag zich stilaan op: Acta est fabula?

Wednesday 13 October 2010

It ain't all good


















Er zijn zo van die dagen. Of, in mijn geval, zelfs weken. Als je ’s morgens één ooglid optrekt, zie je meteen niet alleen de dauw-dampende duisternis van de herfst, maar bovendien voel je in een hoek van je schedel de eerste migraineprikkels al steken. Gewoonlijk meteen al een teken van onder je hersenpan om te zeggen “doe geen moeite, blijf maar liggen, straks komt er nog meer”. Maar toch, je moet naar het werk. Je komt rechtop en je maag protesteert al, want zij zit in een samenwerkende vennootschap met de bloedvaten in je hersenen als er een migraine te plegen is. Je wil toch de moeite doen om naar het werk te gaan. Het werk. Een dagelijkse bezigheid die brood op de plank brengt, maar in veel gevallen niet echt wat je in gedachten had toen je exact 21 jaar geleden vol goede moed aan je ietwat exotische studiekeuze begon, toen de hele wereld nog je oester was en je grootse gedachten van menslievendheid, gekoppeld aan een al even grootse voorstelling van de bijhorende verloning, je drijfveer om “het te gaan maken”. De plaats waar je, minstens 8 uur op een dag, moet samenzitten met mensen die een heel andere achtergrond en levenssfeer hebben, wier grootste bekommernis erin bestaat ofwel het laatste nieuwe bloesje van H&M op de kop te tikken vóór hun speelkameraadjes, ofwel hun ego de hele dag te zitten polijsten zodat de baas het kan zien blinken vanuit zijn bureau aan de andere kant van de gang, en – wat nog het ergste van alles is – die jouw aangebrande en van ironie of, na 17 jaar werkervaring, van sarcasme gespeende grappen absoluut niet begrijpen, met enkel een vreemde meewarige blik en dito geluid als receptief vermogen. De betrekking die je, nadat je al een paar keer iets nieuws was begonnen met goede hoop om een ander traject aan te snijden in je professionele loopbaan, door omstandigheden steeds opnieuw bij dezelfde weerkerende repetitieve futloze onbenullige bezigheden terugbrengt, die in het licht van jouw eigen problemen, en vooral onder druk van de stampende voet in je hoofd, totaal geen zin meer hebben, en je doen afvragen waarom je in godsnaam 21 jaar eerder niet wat conventioneler was geweest in je studiekeuze, zodat die oester nu geen slijkmossel was.

Zo’n dag dus. Alvorens je te douchen, sukkel je eerst de trap af, op zoek naar een kop thee, om een eerste assessment te maken van je hoofd, en te zien of je rechtop kunt blijven staan zonder – letterlijk – je gal te spuwen met die lege maag. Nadat je je kop thee hebt ingeschonken, blijf je uiteraard ergens haperen met één van je ledematen die plots nodeloze extensies blijken te zijn. Ofwel is het met een elleboog, waardoor de hete thee niet alleen over de hand die de kop vasthoudt, maar ook over je blote tenen en de keukenvloer gutst; ofwel is het een voet die blijft hangen achter de 1 millimeter omhoogstekende vloertegel, omdat je verstand meer bezig is met de cultivatie van je uitbreidende migraine dan met de coördinatie van jouw ledematen, waardoor je knie onzacht tegen de hoek van een kast terechtkomt; ofwel is het een teen die, mede door het voorgaande coördinatiemankement, plots wel in volle snelheid tegen de scherpe poot aanstoot van de houten stoel, van de keukentafelset die je tot zo’n 8 uur geleden nog prima in orde vond, maar die je nu als de bliksem naar je houtkachel verwenst. En wel meteen. Je eega, die al fris gewassen aan tafel zit en de vrolijkheid zelve is, terwijl jij tussen de steken in je hoofd door alleen maar de donkerte van deze dag kan aanschouwen, offreert je een bruine boterham met choco, of een potje yoghurt met mangosmaak, waarvan de geur je onder de gegeven omstandigheden, samen met die van zijn volkomen overdreven lijkende wolk aftershave, net niet doet kokhalzen. Aangezien de migraine af en toe al een iets hardere prik geeft, als om je eraan te herinneren dat je niet echt plannen moet gaan maken voor deze dag, of meer zelfs, best gewoon maar voor dood weer in je bed kan gaan liggen, is de beste oplossing op dit ogenblik een sms te sturen naar je werk om je momentane klinische dood en ergo werkonbekwaamheid mede te delen.

Erger is nog, wanneer de migraine ’s nachts de kop opsteekt (pun definitely NOT intended), en je rond pakweg drie uur wakker wordt met het gevoel dat je hoofd op en neer ligt te botsen op je hoofdkussen. Want dan komen ook De Gedachten: alle problemen, belemmeringen, hinderpalen, die overdag futiliteiten, dan wel kwesties lijken die, mits enig doorgedreven denkwerk of praktische toepassingen, perfect oplosbaar zijn, worden in die donkere nacht plots overdreven uitvergroot. (“Doom! Doom! We’re all doomed!”) Niet alleen lijk jij, met je dreunend migrainehoofd, op dat donkere ogenblik overladen met alle zonden Israëls waarvoor je nooit nog een uitkomst zal vinden, maar bovendien lijkt je gehoor plots te werken als dat van de Man van Zes Miljoen. Omdat met het raam open slapen gezond is, hoor je elk geluid dat het kleinste nachtelijk actieve wezen maakt al evenzeer uitvergroot, en lijkt de uil die drie bossen verder aan een verlaten veld af en toe eens roept, plots op één of andere visverkoper die zo nodig in het midden van de nacht zijn kabeljauw aan de man moet brengen. Het in- en uitademen van je eega, die naast jou nietsvermoedend ligt te slapen, komt over als een ergerlijk snerpend geluid, waar onmiddellijk komaf mee dient te worden gemaakt, want hij moet deelgenoot zijn van jouw aanzwellende agonie. Inderdaad, en wel meteen.

Als je daarenboven in afwachting bent van een bloedtest, die overigens nog moet worden afgenomen, en die je op dat ogenblik toelaat om noch negatief te zijn (als het nieuws ervan weer maar eens slecht nieuws zal blijken te zijn, maar dat weet je nu nog niet), noch positief (want je durft al bijna niet meer hopen dat het dit keer misschien toch wel eens een heel klein beetje goed nieuws zou zijn), dan drukt die vis-noch-vleestoestand nog harder op je gemoed én op je hersenpan. Wat uiteraard ook in volle drift moet gedeeld worden met éénieder die zich in jouw bewegingsveld begeeft. Dat die anderen daarbij misschien ook wel hun eigen problemen hebben, doet hier niets ter zake; die vallen in het niets bij wat zich afspeelt onder jouw bruisende schedel, waar de bloedvaten ondertussen in party mode zijn, als een bovenbuur in een appartementsblok die een feestje houdt met 100 gasten.

Zo’n dagen waren het dus weer. Maar laat ik u daar vooral niet mee lastigvallen.