Monday 30 August 2010

Felicità

Aangezien er voorlopig nog geen (Belgische) regering zit aan te komen, is het leger alvast begonnen met de uitverkoop van zijn onderbroeken en marcellekes. Voor volk en vaderland is dit in ieder geval een win-winsituatie: het leger kan zijn zwarte kas (of zwarte kous) wat aandikken om de verdoken werkloosheidsuitkering van de massa’s vrijwillige miliciens uit te betalen die Crembo besloot aan te werven, nadat hij eerst het gros van het verouderde legermateriaal inclusief –personeel had buitengezet; en er wordt ondergoed aan de man in de straat gebracht, van een dergelijke degelijkheid die de laatste 50 jaar nergens meer was te vinden. Beide partijen zullen zich daarmede alvast goed kunnen verwarmen in de komende koude crisiswinter. Diegenen die het zonder het witte kruis moeten stellen, wordt aangeraden zich als vrijwillige bij het leger aan te bieden (als de website het doet), of naar het Brussels gewest te verkassen, want het ziet ernaar uit dat daar geld zal te rapen vallen als we alsnog tot een federale regering komen. No questions asked.

Wij persoonlijk geven ons geld liever aan andere manieren om de aarde op te warmen, en dus trokken we zaterdagavond naar het slowfoodrestaurant Rossi in Leuven. Al veel goeds van gelezen, dus – u kent onze culinaire inborst nu al – moest het absoluut eens worden uitgeprobeerd, ook al had het interieur erg veel weg van een crisiskeuken. Behalve het food was overigens ook de service heel slow, al lag dat meer aan het gezapige tempo van de kok dan aan de dienster. Een plaats dus voor al wie houdt van de Italiaanse keuken, maar met erg veel tijd en niets omhanden; een post-preformateur bijvoorbeeld.

Behalve het kille interieur (bij zomerse temperaturen die een hoger niveau halen dan dat van een herfstelijke noordpoolcirkel, is er natuurlijk wel het gezellige terras in de rustige straat), is het eten anders wel de moeite waard. We kozen voor het menu “Sorpresa” waarbij voor 28 euro per kop 3 gangen volgens het aanbod van de markt worden gekookt, en wat je krijgt dus afhangt van de mood en de kooplust van de chef. Wij waren in onze nopjes, want vader had viskes gebakken: als voorgerecht kregen we op een slaatje enkele Sint-Jacobsnootjes en een grote garnaal die even door gekruid deeg waren gehaald en dan gefrituurd; daarna volgde een pasta met sardienen, ansjovis, pijnboompitten en basilicum, à la aglio e olio; de plat de résistance was gepocheerde kabeljauw met tomaten en broccoli, met een zacht pestoachtig sausje en gemengde sla; dat alles begeleid met brood en olijfolie à volonté. Het eten was lekker, met zorg klaargemaakt, en de porties waren zeker groot genoeg. De huiswijn, een Italiaans landwijntje, was aan 15 euro per liter.

Of de zoetebekken ook aan hun trekken komen konden we niet uittesten, want het verrassingsmenu bevatte (begrijpelijk voor die prijs) geen dessert. Ondertussen zaten we er echter ook al meer dan twee uur binnen – we hadden de pech dat achter ons een grote groep van 12 mensen zat – en onze tafelgenoten, die nog andere plannen voor de avond hadden, vonden dat het toen al slow genoeg was gegaan. Ondergetekende had het liever nog wat langer uitgezeten, maar maakte alvast een mental note voor een herkansing to go slow.

Er werd een volangske aan de avond gebreid, met uitbreiding van het gezelschap, in café De Blauwe Kater, waar we al een tijdje niet meer waren binnengeweest. Net als de leeftijd van het publiek leek de lijst met aangeboden biersoorten toch behoorlijk ingekort, en waren de oude muurposters eveneens vervangen door jongere exemplaren. Toch blijft dit één van de gezelligste café’s van Leuven, als je het op prijs stelt om een aangenaam babbeltje te doen met wat rustige jazz of blues op de achtergrond, zonder dat je in het gezelschap moet zitten blaffen om gehoord te worden. Het verstoken dessert werd overigens, geheel in de slowfoodgeest, vervangen door een minstens even lekkere Faro.

We zijn ’s anderdaags geen kater tegengekomen, noch blauw, noch van enige andere couleur. De preformateur wel, hebben we gehoord.

Tuesday 24 August 2010

The news

Zondag trokken we naar Antwerpen om een bezoekje te brengen aan de Duiker, zijn hand en de kleine reuzin. Het zou ook de eerste keer zijn dat we het Park Spoor Noord te zien zouden krijgen, want daar zaten ze namelijk aan de picknick. Of beter gezegd, de helft van het park, want de ene helft zat bezaaid met een grote mensenmassa die was opgedaagd om de reuzen live aan het werk te zien. Dat viel aanvankelijk wel even tegen; na de picknick bleek er nood aan een middagdutje, en dat duurde zowaar tot 16 uur, wanneer het hele gezelschap zich weer in gang zette voor de afscheidsstonde aan de Londenbrug. De tocht zelf was daarentegen zeker de moeite waard, met alle lilliputters die het grote gevaarte in gang moesten zetten, de geluidseffecten en het confettikanon met de Red Star Line-kaartjes. In afwachting van die afscheidstocht was er alvast, zoals naar goede Vlaamse gewoonte, vooral aan de inwendige mens gedacht, en de mensenmassa werd dan ook omzoomd door drankstalletjes en zelfstandige ijsboerkes en ijscomannen, die door de excessief grote vraag bijna aan reuzenstress ten onder gingen.

In de media is het duidelijk dat Europa nog steeds slaapt in deze laatste augustusweken, en gebeuren er weinig ophefmakende dingen, de ramp in Pakistan en het politieke gekissebis in eigen land niet te na gesproken. Beide kunnen overigens op weinig bijval rekenen van de bevolking die het nieuws volgt: de politieke discussies tussen de regeringsonderhandelaars duren te lang en het wordt nu stilaan tijd dat er knopen worden doorgehakt, ook al is het niet ondenkbeeldig dat we dan terug richting verkiezingen moeten; de hulp voor Pakistan komt dan weer slecht op gang omdat het land nogal een kwalijke reputatie heeft van moslimextremisme en verduistering van caritatieve centen.

Voor het overige is het bij alle nieuwsberichten (of waren het "nietsberichten"?) zo'n beetje koud en warm blazen: we krijgen misschien inflatie, of was het deflatie, of nee, toch inflatie; de beurzen gaan in het rood, of doen het goed, of gaan toch weer in het rood; Tia Hellebaut is gestopt, en weer begonnen, of toch weer gestopt; Tom Boonen gaat nog niet starten, of toch wel, of toch niet; Lance Armstrong wordt verdacht van doping, of toch niet, of toch weer wel; Richard Branson gaat het Kanaal oversteken met een kitesurf, of toch weer niet; Laura Dekker gaat de wereld rondzeilen, of eigenlijk niet, of toch weer wel; het gaat regenen, of niet, of toch weer wel... Kortom, voor wie het echt niet breed heeft dezer dagen, loont het misschien de moeite de krant in kleine stukjes te knippen en op haar ware niveau te gebruiken, want het afgeleverde product lijkt vooral op een bezigheidstherapie voor de achtergebleven journalisten die nog niet zijn toegekomen aan congé payé, of de frustraties daarvoor simpelweg van zich moeten afschrijven.

Bovendien wordt zowat een tiende van de berichten in het kader van de hitsige regeringsvormingsgesprekken dan ook nog betrokken op elk taaldetail dat de kop opsteekt, kwestie van de gemoederen nog een beetje op te hitsen, alsof de onenigheden tussen de taalgebieden op politiek vlak nog niet genoeg zijn, en nu ook de man in de straat nog eens mee op de barrikaden moet gaan staan omdat het schandalig is, en voor zijn recht op, zijn eisen op...euh... ja, waarvoor eigenlijk? Na de rel om een foutief kaartje van de Vlaamse toeristische dienst, moest ook eenzelfde foutief kaartje dat werd geproduceerd aan de andere kant van de taalgrens er vandaag ook aan geloven (oog om oog...); bij een optreden van U2 eind september zullen de nachttreinen volgens La Libre Belgique Wallonie niet bedienen, waardoor de Waalse U2-fans zowaar jammerlijk in de nachtelijke kou komen te staan, enz. Elk bericht wordt voor de communautaire dwarskijker extra in de verf gezet.

Volgens het laatste nieuws krijgt De Gordel zo binnenkort ook een eigen roos: Rosa De Gordel. De Gordelroos dus. Zou voornamelijk voor jeuk zorgen bij Franstaligen. Als dat maar goedkomt. Voor je het weet wordt de volgende Gordel een War of the Roses...

Saturday 21 August 2010

Summer holiday

Op onze vakantiebestemming zaten we maar een dik half uur rijden van de illustere badstad Cap d’Agde, dus natuurlijk hadden we het plan opgevat om een namiddagje naar het strand te gaan. En met ons 5000 andere toeristen... De D612 zat onwaarschijnlijk dicht in de aanloop naar de Cap, en zelfs enkele binnenwegen via Agde en langs de Hérault brachten ons geen meter sneller op onze bestemming, zodat we er uiteindelijk bijna een uur over deden, en daarmee mochten we weer eens kennismaken met de gruwelen van een vakantie in augustus.

De wagen dropten we dan ook op de eerste de beste parkeerplaats, om ons zo snel mogelijk naar de waterkant te begeven. De jachthaven, die achter het Etang de Luno bestaat uit verschillende binnenhaventjes, ligt bezaaid met hypertoeristische restaurants en allerhande etablissementen die vooral tot doel hebben het geld uit de zakken van de bezoekers te kloppen, met prullaria die in de hitte van de zuiderse zon heel aantrekkelijke must-haves lijken, maar later thuis zonder meer hun glans verliezen en naar de vergeethoek worden verbannen.

Wij zijn ondertussen al een beetje tot de jaren van verstand gekomen, en wandelden dan ook nuchter aan al die trekpleisters voorbij, tot we een in stil hoekje van de haven restaurant La Jetée opmerkten. Specialiteiten als fruits de mer en bouillabaisse kunnen ons altijd bekoren, en zeker weerom aan een aardige prijs die contrasteerde met de rest van de aangeboden schranskansen, dus twijfelden we geen seconde en we besteedden het volgende anderhalf uur aan onze zeevruchten- en visschotels. Nog ietwat versuft van het gebrek aan siësta gingen we daarop op zoek naar het echte strand, maar er lagen voor ons geen “fijne gele zandstranden die uitlopen in zee” in het verschiet, zoals bepaalde gidsen beloofden. Vermoedelijk, maar ook omdat we geen zin hadden om de wagen te verplaatsen, hadden we met de oostkant van de Cap de verkeerde keuze gemaakt, want niet alleen lag voor ons een piepklein strand waar een grote meute zij aan zij lag als blinkende sardienen op kleurige doosjes, her en der zelfs op de zwarte rotsen, maar bovendien bleek het om een keienstrand te gaan waarlangs je niet in zee kon zonder erover te stappen alsof je op hete kolen liep. We voegden in bij één van de vrije plaatsen en genoten toch een paar uurtjes van zon en zee.

Een andere uitstap bracht ons stroomopwaarts langs de Hérault, via enkele leuke dorpjes als Gignac en Aniane, door de wijnvelden tot aan de Pont du Diable.





Waar dit enkele jaren geleden nog eenvoudige trekpleisters waren waar je kon langs rijden, bleek er ondertussen een heel bezoekerscentrum met parking aangelegd boven het strandje langs de rivier, met gratis pendelbussen die je zelfs tot aan de Gorges de l’Hérault en St. Guilhem le Désert brengen. Terwijl er in de richting van de Hérault een massa pelgrims kwam aandraven met stoeltjes, koelboxen en parasols, die het Unesco-werelderfgoed liever lieten links liggen, stapten wij toch maar in een pendelbus om een paar kilometer verder de abdij van Gellone en het bijhorende dorp te gaan bezichtigen.




Op de terugweg wilden we nog naar de Grotte de Clamouse, maar buiten had zich van aan de deur een grote stalactiet van gretige bezoekers gevormd, terwijl het sluitingsuur naderde en de zon op onze hoofden brandde, en dus besloten we die maar voor een volgende vakantie te bewaren. Als het te erg begint te kriebelen kunnen we tenslotte nog altijd naar Han. Omdat de zon te erg begon te branden lonkte het water van de Hérault, en het gekrakeel van stuntende springers en kanovaarders lokte ons tenslotte tot bij het strandje, waar we de andere pelgrims vervoegden om te gaan afkoelen. Tsssss...




Behalve de obligate marktjes en andere dorpjes die we uiteraard aandeden in de nabije omgeving van onze “thuisbasis” Montagnac, drong zich na een tijdje “à la ferme” toch ook een ferm stadsgevoel op, en dus reden we naar de hoofdstad van de Languedoc, Montpellier. De binnenstad is nagenoeg volledig autovrij gemaakt en staat ervoor bekend automobilisten nog erger te tergen dan pakweg Gent. Gelukkig is er een “park & ride”, waarbij je vanop een parkeerplaats buiten de stad met een “tramway” tot vlakbij het centraal station wordt gebracht, vanwaar je de binnenstad perfect te voet kan ontdekken. De aanwijzingen uit onze Michelingids en Trotter konden ons niet alles op één dag laten zien, en wellicht is het dan ook beter dat je Montpellier als een aparte bestemming bezoekt. De stad werd gebouwd als een kleinere kopie van Parijs (maar dan met een beter klimaat), en is tenslotte maar 5 uur per trein vanuit Parijs, voor wie op een winterdag een zuiders gevoel voelt opkomen...





Onze veertiendaagse werd afgesloten met nog maar eens een zeebanket in Mèze, waar we weer tussen de plaatselijke bevolking de juiste keuze van restaurant hadden gemaakt. Na een avondje Chez le Pape werden we toevallig ook nog eens vergast op de typische “joutes”, die niet alleen in Sète, maar blijkbaar ook in de omliggende dorpen een succes zijn, waarbij twee roeiboten elkaar benaderen en de kapiteins op de brug elkaar met een lans in het water moeten trachten te duwen.


En dan was het onherroepelijk gedaan.

Na het opbreken van de tent ging het weer richting noorden, waarbij net voorbij Millau de blauwe lucht ook onherroepelijk verdween en de temperatuur daalde met zo’n 15 graden. De plannen voor onze overnachtingsstop in Orléans verwaterden tot een korte wandeling met paraplu, een blik op de Loire en een vlug restaurantbezoek, dat alles onder een constant stromende regen, alsof een grotere versie van de regendouche aan het campingzwembad ons vergezelde tot thuis. En zo kwamen we druppelsgewijs weer in België terecht, met een verre herinnering aan een warme zomervakantie.




Thursday 19 August 2010

August and everything after

Gewoonlijk proberen we in september op vakantie te gaan, kwestie van de tourist traps te vermijden en ons wat meer onder de locals te begeven, die volgens Gilbert Bécaud het land dan weer voor zichzelf hebben als alle Hollanders vertrokken zijn. Het enige nadeel van een vakantie in september is dat de dagen alweer een beetje korter worden, en je dus niet meer 'tot een kot in de nacht' kan buitenzitten om de wereld te verbeteren rond een fles wijn, omdat de nachten ook al wat frisser worden. In augustus kan dat natuurlijk nog wel - of zou het althans moeten kunnen - en dit jaar waren de omstandigheden nu toevallig van die aard dat het beter uitkwam om ons in de oogstmaand onder de migrerende vakantiemeute te begeven (wat overigens weersgewijs een verstandige beslissing is gebleken).

De uitstapjes die we vanuit onze verblijfplaats Montagnac hebben gedaan waren dus bij wijlen iets minder eenvoudig vanwege het drukkere verkeer, de wachttijden aan bezienswaardigheden, of de hoeveelheid volk dat zich rond een gids schaarde als schaapjes rond hun herder. Zo waren er de eerste uitstappen vlakbij, naar de Abdij van Valmagne, waar een uitgebreid bezoek met een zeer bekwame gids uiteindelijk moest leiden naar de verkoop van de zelf geproduceerde wijn, en naar de Gallo-Romeinse villa van Loupian, waar enkele mooie vloermozaïeken te bekijken waren, gerestaureerd op de plaats waar ze gevonden waren.



De moeite waard als je ze in alle rust wenst te bewonderen, maar er werd ons verzocht om aan te schuiven bij het bonte gezelschap dat reeds aan de lippen van de uitbundige gids hing. Terwijl de gids in kwestie in haast hysterische superlatieven over de mozaïeken vertelde, week het gezelschap geen meter uit haar buurt. Waar gretig elk stukje steen werd gefotografeerd dat de gids met haar laserlampje aanduidde, vonden de beste leerlingen van de klas steeds nieuwe vragen om te stellen, waardoor het enthousiasme en de hysterie van de gids steeds maar toenam, en haar tot vier keer toe hetzelfde deed vertellen. Geen hond die het nog waagde om ook maar één blik te werpen op de steentjes die ze niet aanduidde, en jammer genoeg kreeg je dus ook geen kans om nog een seconde alleen van de opgravingen te genieten.

Dan maar een ritje langs Mèze, aan het Bassin de Thau, waar de bootjes van de oesterkweek mooi op een rij lagen, om regelmatig de nieuwe oogst uit het Bassin aan land te brengen voor vers verbruik in de restaurants, en verder naar Marseillan, waar de tijd even leek stil te staan.




Een andere trip bracht ons naar Sète, “l’ile singulière”, stad van kanalen, typische steekspelen, en – vooral – restaurants met visspecialiteiten aan bijna belachelijke prijzen. Na een wandeling naar de vuurtoren aan de jachthaven werd onze aandacht dan ook al gauw opgeslorpt door de vele menu’s waartussen een keuze diende te worden gemaakt. Want, zeg nu zelf, een 3-gangenmenu met mosselen, vis, dessert en een glas wijn voor amper 15 euro, daar kan je toch niet aan voorbij? Na het versterken van de innerlijke mens trokken we, in een poging om er toch enkele calorieën weer af te krijgen, de Mont St. Clair op om een mooi overzicht rondom het schiereiland te hebben, met de verschillende kanaaltjes en de oestermanden in het Bassin.






Een iets verdere trip bracht ons tot Carcassonne voor een echte daguitstap. Carcassonne, bij ondergetekende al veel langer bekend en ondertussen ook al platgetreden, is uiteraard erg toeristisch, maar blijft toch nog altijd een mooi voorbeeld van restauratie, en dat dan nog in een tijdperk waarin de bouwkundige technieken nog niet zo ver gevorderd waren. Wie door het toeristische gewemel kan kijken en een beetje aandacht toont voor de geschiedenis van de stad, ziet een heel mooi kasteel en een formidabel staaltje van militaire architectuur, opgebouwd door verschillende volkeren in diverse tijdperken.






Uiteraard was ook deze trip niet volledig zonder een culinaire proeverij onder de vorm van een cassoulet en confit de canard in Brasserie Le Donjon. Voor wie overigens even uit het toeristische bijennest wil ontsnappen voor een drankje in een rustige tuin waar je elkaar nog kan horen praten, bij een glas wijn of een cocktail, al dan niet vergezeld van een bord tapas, moet naar Le Bar à Vins. Maar dames mogen de stad zeker niet verlaten zonder even te stoppen bij Touk Touk, waar je zilveren juwelen kan kopen per gewicht, waardoor je voor zeer redelijke prijzen mooie dingen vindt. Misschien is het net daarom dat ik altijd zo moeilijk weggeraak uit Carcassonne... Wordt vervolgd.

Tuesday 17 August 2010

Back home

Nadat eind juli de broodnodige schilderwerken waren doorgevoerd aan de ramen van ons huis, en de tandarts een acute reparatie had gepleegd in de mond van uw dienaar met dan weer een gat in de persoonlijke begroting tot gevolg (bibi heeft bij deze de voorbije vakantie van desbetreffende tandarts mede gesponsord), konden we met een gerust gemoed richting zuiden vertrekken voor, zoals dat heet, een “welverdiende vakantie”, na een vrij druk jaar met professionele en medische sores. De temperaturen waren op dat ogenblik nog behoorlijk voor de gemiddelde zomer die we in “le plat pays” gewend zijn, met occasionele uitschieters tot 25 graden en af en toe een verfrissend buitje.

Om ons meteen in vakantiestemming te posteren van bij het vertrek, hadden we geopteerd om de afstand naar het zuiden in twee keer af te leggen, met een stop in een chambre d’hôte onderweg, kwestie van toeristgewijs de buurt een beetje te verkennen en uitgerust onze weg verder te zetten. Onze eerste overnachtingsstop zag er veelbelovend uit, op de boerderij Domaine Rouzat in Gannat, een eindje van de snelweg, nog voor Clermont-Ferrand.
Het weer en de eigenares beslisten echter anders over ons toeristisch uitstapje; niet alleen moesten de eigenaars “snel-snel” weg vanwege een familiezaak, en konden we dus niet uitgebreid genieten van de geplande “table d’hôte” waarvoor de vrouw des huizes zou bekend staan, bovendien waren we amper binnenskamers of de dreigende lucht waar we al een tijdje onder reden barstte los met een kletterend onweer en gietende regen, die voor de hele avond en nacht zouden verder duren. Ons bezoek aan het stadje Gannat viel dus letterlijk in het water, en bovendien bleek zowat alles al dicht toen we er terechtkwamen, zodat we in één van de twee enige open restaurants terecht moesten om onze honger te stillen. De Auberge du Chateau kwijtte zich echter heel goed van haar taak als refuge van de avond voor alle gestrande reizigers en verzopen waterratten.

Na een nacht van onweer en ontij vervolgden we onze weg, met een voorziene stop in, of beter naast, Millau om het grote viaduct aldaar voor de eerste keer te gaan bewonderen, onder een zon die zich in toenemende mate liet zien en voor een sterke verhoging van de temperatuur zorgde. De rit dwars door het centrum van Millau in vroeger tijden had wel zijn charmes, want de tocht langs de eerste platanen en terrasjes met de pastis- en Oranginareclames gaf vroeger al een voorsmaakje van het zuiden, en als de reiziger dan nog geen vakantiegevoel had, dan kwam het in Millau wel opzetten. Maar het getalm en het stapvoets verkeer zorgden bij de passanten ook voor wrijving omdat het niet snel genoeg ging, en bij de inwoners van het gezapige stadje voor de nodige herrie en vieze lucht, en daarom is het viaduct voor beide partijen een mooi geschenk geweest, en voor l’Etat français weer iets om mee te pronken. Bovendien is het bezoekerscentrum een leuke afleiding om aan het aanstormende vakantiegevoel tegemoet te komen.

Een dik anderhalf uur later reden we dan al de weg naar onze gereserveerde camping op, klaar om aan onze vakantie te beginnen. De jonge eigenaars hadden ons zowat de meest perfecte plaats van de hele camping toebedeeld, met een afzonderlijke toegangsweg, achter het zwembad gelegen en grenzend aan de uitgestrekte prairie waarop ons elke ochtend de huisgeitjes kwamen groeten, bedelend om een stukje brood, met in de verte uitzicht op het Bassin de Thau.

Deze locatie zou overigens een paar dagen later nog een enigszins afgunstige reactie ontlokken van een koppel Nederlandse medekampeerders, hoewel bij de heersende temperaturen het gras niet bepaald groener was aan onze kant van de camping... Het onweer dat we in Gannat hadden horen overtrekken de avond ervoor had blijkbaar ook de kuststreek aangedaan, wat enigszins voor paniek had gezorgd bij enkele andere kampeerders vanwege de grote hoeveelheden water dat door de hemelsluizen suisde, maar van bij onze aankomst klaarde het op en voor het verdere verblijf mochten we genieten van temperaturen tussen 26 en 36°.

Behalve lezen, wandelen, zwemmen en uitrusten op de camping hebben we onze tijd besteed aan uitstapjes, die in een volgende blog uit de doeken zullen worden gedaan, nu de draad weer is opgepikt.