Sunday 28 February 2010

Dear God

Hoewel ik gisteren nog dacht dat de weerlieden de bal (weer) compleet hadden misgeslagen, omdat het nog wel een fijne, bij wijlen zonnige zaterdag was, het Geflügel in onze tuin meerstemmige concerten ten beste gaven, als voelden ze de lente al aankomen in de toppen van hun klauwen, en het zelfs vanmorgen nog stilte voor de storm was, giert deze namiddag een woeste wind door de bossen achter ons huis. De hond die ergens achterin als een bezetene de ziel uit zijn lijf blaft, heeft overduidelijk een baasje dat niet zo’n voeling heeft met Nederlandse spreuken, want het is inderdaad dat soort weer.

We mogen nog wel van geluk spreken dat onze tuin rondom helemaal wordt ingedekt door bomen in alle formaten en soorten, bij ons en op naburige percelen, waardoor de wind enigszins wordt afgezwakt tot een stevige bries tegen dat hij het huis bereikt. Toch houden we angstvallig een oog op de rijzige gestaltes op het stuk braakliggende grond achter onze tuin, die de nodige zuurstof voorzien na een warme zomeravond, maar die nu toch maar kwetsbaar in hun blootje staan en dreigend over en weer zwiepen in de soms vervaarlijk aanzwellende wind, vooral omdat hun toppen in horizontale richting ongeveer tot aan ons keukenraam zouden reiken. De rosse eekhoorn die gisteren, als naar goede gewoonte bij het bijna-aanbreken van de lente, nog gezwind over de takken liep om van de ene boom naar de andere te springen, als was hij in gedachten de maki-leer toegenegen, heeft vandaag wijselijk het hazenpad gekozen en zich ongetwijfeld teruggetrokken in droger oorden. Van de thans kale knapen die aan onze tuin grenzen, is het vooral de Grote Populier die we argwanend bekijken, want, hoewel hij nauwelijks een krimp geeft, zelfs bij storm- en noodweer, zou hij, indien hij op een dag aan houtmoeheid zou komen te lijden, bij een knik in de verkeerde richting, met één knip in het midden van ons dak belanden. Dat meen ik althans, al beweren sommigen van niet, maar hij staat net op de hoek van het braakliggend perceel, en als je de lengte een beetje inschat, en de buren zijn er ook niet gerust in, enz. Voorlopig houdt hij echter stand, en misschien zelfs langer dan wijzelf ooit zullen standhouden; ondertussen geniet hij evenwel toch maar mooi van onze aandacht, en dat hij daarvan geniet, dat zie je elke lente opnieuw aan de manier waarop hij zijn dik gebladerte showt.

Wie gisteravond ook van onze aandacht genoot voor zijn show was de genaamde Williams, Nigel; stand-up comedian en algehele schertsfiguur van Britse import, die al enkele jaren de Vlaamse en Nederlandse podia en media aandoet met zijn Britse humor in Nederlandstalige uitvoering, zij het met het sappige Britse dialect dat hem zo origineel (en toch ook wel een beetje schattig) maakt. “Geloof mij”, waarmee hij dezer dagen de zalen afrijdt, is voor mij de derde show die ik van de komiek mag meepikken (vermits zijn allereerste show al van bij het begin was uitverkocht), en van iets pittiger allooi dan wat hij voorheen bracht. Hoewel “Democlash” eerder al een iets bitterder ondertoon had dan “Terrorist”, is dat in “Geloof mij”, waarin hij de godsdienstwaanzin hekelt, nog meer het geval, en – hij waarschuwt er al voor aan het begin van zijn show en op zijn website – diepgelovige zielen met lange tenen (van alle religies) blijven dus beter weg. Voor vrije denkers met een nuchtere kijk, wars van prevelende onderdanigheid aan enig geloof, of zelfs gelovige mensen die hun religie kruiden met de nodige korrel zout, is dit gewoon weer een hele goeie comedyshow met bijna-in-je-broek-pis-humor, die het meeste effect heeft als je de soms cassante verbale voorstellingen van de heer Williams in je eigen verbeelding een visuele invulling geeft. Met alle stormen die de wereld tegenwoordig teisteren, zullen de heilige huisjes die hij nu intrapt, op een dag sowieso toch tegen de grond liggen. En misschien zal de Grote Populier zelfs dat nog overleven.

Tuesday 23 February 2010

1001 nuits

Onder het mom van het aflaten van de broodnodige stoom en het wegwerken van een Bongobon in naderend verval trokken we op een avond enige tijd geleden na de zware dagtaak richting Leuven, alwaar aan beide punten werd gewerkt onder uitvoering van het tweede, en wel met als thema ‘Wereldkeuken’.

Bij het overlopen van de Bongokeukens op de bijhorende bonnen wordt er dikwijls al eens gefronst, omdat het vermoeden ontstaat dat het in die gevallen gaat om de gebruikelijke restaurants in deerniswekkende toestand en op-sterven-na-dood. Niets van dat alles bij het Leuvense Tlemcen, want zowat een half uur na onze intrede waren alle tafels gevuld om te beginnen aan de keuken van 1001 nacht. Al kan dat natuurlijk ook net het effect van de Bongobonnen zijn, want we zagen de rode exemplaren overal opduiken, met uitzondering van onze buurtafel, waar ze nadrukkelijk stipuleerden dat zij frequente bezoekers van het etablissement waren en er doorgaans helemaal alleen zaten tijdens de week. (Ook al scheen het heerschap dat ongevraagd zijn belang voor de eettent met ons deelde, totaal verrast te zijn bij het aanschouwen van wat er in zijn bord lag, terwijl er pakweg een handvol schotels op de kaart staan. Doch dit terzijde.)

In ieder geval had het kleine, huiselijke en gezellig warme restaurantje helemaal geen nood aan de Bongotoeristen – ook al is het dan enigszins uit het episch centrum van de studentenstad gelegen – want de schotels waren lekker, voldoende en niet overdreven duur. Niets voor eters van de “bon & go” stijl, want de huiselijke manier waarop de eigenaars de bediening doen, maken van dit restaurantje een potentiële slowfoodtempel. De bon zelf was uiteindelijk maar een fractie van de rekening, maar dat was alleen maar omdat we ons hadden laten gaan met alles erop en eraan, en ten volle hadden genoten van het ontstressende kader. En we nu weer een adresje rijker zijn.

De avond werd afgesloten met een sprong in The Imaginarium of Doctor Parnassus, waarin de krasse tachtiger Christopher Plummer overigens weer een knappe rol speelt, en een heleboel sterren de revue passeren om de tijdens het schieten verscheiden Heath Ledger op een sublieme manier te vervangen. Kom maar eens terug naar de natte, druilerige realiteit na een avond vol sprookjes... niet eenvoudig.

Thursday 18 February 2010

(Niet zo) Vrolijke Vrolijke Vrienden

Terwijl de Belgische Spoorwegen, maar ook de Thalys en de Eurostar nog kreunen onder de naweeën van de zware treinramp, en alle media-aandacht nu gaat naar het welles-nietesgetouwtrek rond het doorschuiven van de zwarte piet en de politieke spelletjes, zou een mens haast uit het oog verliezen dat er nog veel belangrijker wereldnieuws is, en wel met name het overlijden van ons aller Nonkel Bob!

Gedurende verschillende decennia de architect van jeugd en kindertijd die er zijn eigen soundtrack bijschreef, en die zijn jeugd leerde zingen, gitaar spelen, melk drinken, tanden poetsen, plezier maken... Kortom: iemand die ervoor zorgde dat een kind nog kind mocht zijn en niet werd vooruitgestuwd naar een anticipatieve mid-jeugdcrisis. Het overlijden van een 89-jarige man is natuurlijk niet meer dan een fait-divers temidden van alle mediastormen, maar Vlaanderen, en niet alleen de televisie, is bij deze toch maar weer een ikoon kwijt, en wat voor één. Wie hem niet vergeten is, kan alvast het online rouwregister tekenen.

Nonkel Bob, er zal in ons hart altijd een kampvuur blijven branden voor u...

Sunday 14 February 2010

Come fill up your glasses

De invoering van de verlaagde BTW met als doel het zwartwerk de wereld uit te helpen en een opgekuiste horeca nieuw leven in te blazen heeft in verscheidene restaurants geen verlaging van de prijzen met zich meegebracht, wel integendeel. Een steekproef enkele weken geleden wees uit dat heel wat restaurants daarentegen de bezoekers nog meer aanrekenen dan ervoor. Wij wilden aan den lijve de horecatoestand eens gaan vaststellen in eigen streek, en togen daarvoor naar Brasserie De Ster in Mariekerke, die regelmatig mooie menu’s aankondigt op haar website, en tegen eerlijke prijzen.

Uiteraard werd op deze zaterdagavond een valentijnsmenu aangeprezen, dat er voor de schamele prijs van 37 EUR heel veelbelovend uitzag: rosé cava met een hapje, dichtgeschroeide Sint-Jacobsnootjes op een spiegel van groen, waterkerssoep met zalmsnippers, kalfsvlees met tomataderösti en een jus van Karmeliet, een verrassingsdessertje en koffie met koekjes van het huis. Dat we, ondanks een reservatie van ruim enkele dagen op voorhand, aan een klein tafeltje in de schaduw van de toog kwamen te zitten, waardoor we door de bediening wel een paar keer uit het oog werden verloren, was minder aangenaam, maar dat we dichtbij het gezellig warme (fantasie)haardvuur zaten, maakte dat dan weer enigszins goed. Was het door die slechte positionering, de goed gevulde zaal, de jonge, weinig ervaren werkkrachten, of omdat de gastvrouw van de brasserie haar best deed om de tegenwoordig veelvuldig gehoorde TV-kritieken op de ‘cuisson’ en de ‘service’ te counteren; in ieder geval liep er wel één en ander spaak bij de bediening van onze tafel, waardoor we werden ingehaald door enkele tafels die na ons arriveerden, en wij dus wel enige reden hadden tot wat binnensmonds gemor. Het “fluwelen tongstrelerig” hapje arriveerde toen de rosé cava alweer aan een neerwaartse beweging bezig was, waarna we weer een lange tijd droog bleven zitten terwijl de gastvrouw bij de andere tafels als een volleerde ster op de restaurantvloer de ingredienten van het gepresenteerde opsomde.

Ondertussen hadden we een bestelling geplaatst voor de drankenkeuze; de ‘aangepaste wijnen’ bij het menu à 13 EUR extra per persoon, waarvan het eerste exemplaar – een zowat half glaasje vrij zurige Sauvignon uit de Bordeaux – samen met de geleverde broodjes, nagenoeg op was toen het voorgerecht kwam. Het voorgerecht, de dichtgeschroeide Sint-Jacobsnootjes met een saus “in-het-groen” en een mousse van erwten, was zeker wel de moeite waard. De Sauvignon werd daarna niet meer gezien.

Hoewel we in een doodgewone brasserie zaten – iets waarvan wij ons terdege bewust waren, maar de eigenaars zelf niet altijd – vond de gastvrouw het nodig om aan elke tafel een exposé af te steken over de gebrachte schotel, alsof de toekenning van de eerste Michelinster nog slechts een kwestie van maanden was. Ook werden de bij de maaltijd aangeboden afgebakte ovenbroodjes en de boter niet zomaar op tafel gezet in een mandje; ze werden door de vrouw des huizes of één van de jongelingen stuk voor stuk per persoon afgeleverd met een tang vanuit de grote broodmand, waarbij het aanbieden van een voorverpakte boterportie op dergelijke haast inquisitieve manier gebeurde, dat een mens al bijna geen tweede meer durfde te vragen. Ondertussen werden echter op de ons omringende tafels schotels gebracht en weer afgeruimd, terwijl wij letterlijk droog bleven zitten.

De volgende broodjes arriveerden en passeerden ook alweer voor de soep eraan kwam, die echter gelukkig geen broodjes behoefde, want het was een lekkere waterkerssoep, die dik genoeg was van de groenten zonder dat ze was ingedikt met de obligate room, en met ruime sliertjes gerookte zalm. Ondertussen zaten wij nog steeds verlekkerd op de volgende bijpassende wijn, maar die bleef uit. Net zoals overigens ons hoofdgerecht, want ruim een dik kwartier na het wegwerken van onze soep zaten we nog steeds met onze lege soepkommen en dito glazen voor onze neus, terwijl de actie zich nog steeds aan de andere tafels afspeelde. Zelfs nadat de soepkommen, na het afleveren en ook alweer afruimen van de desserts aan de andere tafels, dan eindelijk werden weggehaald, bleven we nogmaals ruim een kwartier zitten vooraleer er enige beweging was richting het hoofdgerecht, en de glazen bleven leeg...

Ondertussen bestelden we dan maar een flesje water om wat het wijnrantsoen had moeten zijn aan te vullen. Toen kwam eindelijk het hoofdgerecht, een correct gebakken stuk kalfsvlees met een klein rondje aardappelrösti waartussen wat ‘tomatade’ was aangebracht, dat we eerder ook al op het toastje bij/na de cava mochten ontwaren; de beloofde, maar de vrij neutrale “Karmelietjus” leek echter verstoken van ’s werelds beste tripel. Nadat het hoofdgerecht was opgediend kwam de gastvrouw aangewaaid met de “bijpassende” wijn, een rode Merlot waarvan ons vliegensvlug weer een half glaasje werd toebedeeld, maar net niet snel genoeg om ons oog op het goudkleurig blinkende “vin de pays” op het etiket te doen vallen, en de fletse wijn deed de stevige Merlotdruif geen eer aan. Geen probleem met een vin de pays, maar als je een menu met “bijpassende wijnen” geeft, en je wilt de prijzen drukken, zorg dan op zijn minst dat je wel een degelijke vin de pays hebt, bijvoorbeeld een Hérault, of desnoods een Nieuwe Wereldwijn, én dat de glazen gevuld zijn. Dat waren ze dus niet, en toen we halverwege het hoofdgerecht door ons half glaasje zaten, werden ze dat ook niet meer. Overigens hetzelfde euvel aan de andere tafels waar ze de keuze hadden gemaakt voor de “bijpassende bieren”, waar voor 6 EUR per persoon 2 wijnglaasjes van een witbier en – vermoed ik – Tripel Karmeliet werd uitgeschonken, wat al een even grote volksverlakkerij is, als je voor die prijs op de gewone drankenkaart die twee bieren aan het normale formaat kan krijgen.

Nadat de kok intussen ook even zijn functie als huispianist had vervuld, kwam hij persoonlijk het verrassingsdessert aan tafel brengen: een chocoladewafeltje met stracciatella-ijs van aarbei, waar weer zeer weinig tegen in te brengen was. Toen we uiteindelijk als afsluiter nog een grote kop koffie kregen en blij waren dat er weer eens wat vocht door onze kelen ging, was het grootste deel van de brasserie al leeggelopen, maar toen zaten we er ook al ruim drie uur.

Hoewel het eten correct was, en de prijs zeer zeker in verhouding was tot de kwaliteit, niet meer of niet minder dan wat je in een brasserie kan verwachten, is het altijd jammer dat simpele brasserieën zich – onder invloed van alle culinaire programma’s op TV? – willen gaan meten met “echte” restaurants, en blijft het cliché “schoenmaker, blijf bij uw leest” eens te meer van kracht: doe gewoon waar je goed in bent, en ga je niet overstretchen om iets te zijn wat je niet bent. Enig opzoekingswerk leert ons overigens dat de uitbaters voor ze de brasserie overnamen de eigenaars waren van “de Frietfreak”, een etablissement waarvan de naam geen verklaring hoeft. Je kan niet overstappen van 4de provinciale naar de hoogste reeks als je daar niet voor hebt getraind. Een brasserie is overigens van oorsprong een drankgelegenheid waar men ook eten gaf, en niet omgekeerd, en niet alleen om die reden kunnen 2 halve glaasjes middelmatige wijn aan 13 EUR per persoon bij een menu echt niet door de beugel.

Maar misschien krijgen ze deze zomer nog wel eens een herkansing, als we het terras eens gaan uitproberen voor datgene waar ze hopelijk wel goed in zijn: een gewone brasserieschotel.

Tuesday 9 February 2010

Rawhide

Dat dagelijks met de trein naar het werk pendelen niet altijd een pretje is, hetzij omwille van de organisator van het openbaar vervoer, hetzij omwille van de mij omringende medemensen, moge reeds uit menig blog alhier gebleken zijn, maar sinds kort lijkt er weer een nieuwe pest de spitstreinen te hebben geïnfecteerd: de vouwfiets. Pakweg 4 maand geleden was het eerder nog een rariteit op een toevallige trein; sinds enkele weken heeft het zich verspreid als een snotvalling in een kleuterschool.

Het feit dat op de trein en op de website van de NMBS duidelijk staat aangegeven dat er geen fietsen op de treinen mogen tijdens de spitsuren, wordt door de bezitters van het niet-zo-kleinood openbaarlijk genegeerd, en blijkbaar al evenzo door de aanwezige conducteurs en des stations veiligheidsagenten. Aanvankelijk viel je er vooral over op de ‘grote lijnen’, t.t.z. de as Antwerpen-Brussel of bijvoorbeeld Brussel – Luik, maar tegenwoordig vind je ze ook op de kleinere lijnen richting provinciestadjes, wat duidelijk te kennen geeft dat het euvel razendsnel om zich heen grijpt.
De bezitters van een dergelijk item gedragen zich nl. alsof ze niet met een toestel, dan wel met hun onafscheidelijke vaste vriend aan het reizen zijn: ze beperken zich niet tot de instapruimten en gangpaden van treinen, maar eigenen zich een volwaardige zitplaats toe in het treinstel. Meer nog, niet alleen een zitplaats voor henzelf en hun tinnen mannetje, maar ook nog voor de aparte rugzak die ze met zich meezeulen. De eigenschap van deze mensen is nl. dat ze zich vooral willen onderscheiden van de rest van het gepeupel, niet alleen door het loutere bezit van het toestel, maar ook door een hele kledingstijl en persoonlijke sfeerschepperij die daarbij schijnt te horen.

Het begint met het toestel zelf: hoewel in verschillende maten en kleuren beschikbaar, is het overduidelijk dat vooral de crèmekleurige Brompton de ‘Rolls Royce onder de vouwfietsen’ kan worden genoemd, en dus een absolute must-have is voor de trotse minitweewielrenner. Momenteel zijn we nog in het aanvangsstadium der verspreiding, nog maar net de rariteitencategorie ontgroeid, dus alle merken en vormen zijn nog perfect aanvaardbaar, maar onder deze rollende reizigers is het duidelijk dat de Bromptonbezitter een enigszins superieur-hautaine houding begint aan te nemen tegenover zijn collega-coureurs.


Er is eveneens de bijhorende kleding, die uiteraard gemakkelijk moet zitten, want zich met naaldhakken en lange overjas trachten voort te bewegen op dit toestel zou van pure waaghalzerij gewagen, maar de eenvoudige jeans is absoluut al niet meer voldoende om in gang te schieten. Net zoals je tegenwoordig voor je zondagse wandeling naar de eerste beste pannenkoek-met-trappist (of vice versa) moet uitgerust zijn als ging het om een Mont Blanc-expeditie, volstaat ook voor dit toestel geen eenvoudige tooi. Neen, het is absoluut fundamenteel dat je een jas en broek hebt van super-de-luxe trekkingallooi, dat de expeditionele kloffies van Dansercour en Hubert doet verbleken als droegen ze versleten pyjama’s. Daarnaast zijn er dus de rugzakken die de omvang hebben van een Quicksteptoerbus, waarvoor een eigen plaats op de trein zowaar een noodzaak wordt, en die in sommige gevallen ook nog met aparte accessoires worden tevoorschijn gehaald, zoals een zilverkleurige overtrek om het reusachtige geheel aan de regen en het zicht (of net niet?) te onttrekken. Gisteren haalde een dergelijke rolschaatsfietser, tot grote verbazing van alle medereizigers, overigens heel demonstratief ook nog een plooistoeltje uit de reuzenrugzak, van het snel op te zetten soort met een zeildoek en een haakje, dat onze ouders op vakantiereizen in de jaren ’70 onzer jeugd altijd in de autokoffer hadden liggen voor onvoorziene picknicks langs de Autoroute des Vacances, om in het midden van de opstapplaats naast zijn tinnen mannetje te gaan zitten, aangezien er voor hun drieën geen stoelen meer vrij waren.

Dat deze nieuwe rage een bepaald publiek aantrekt, en bovendien aan bijpassende modegolven onderhevig is, blijkt uit de nieuwste opkomst op accessoiregebied om je trendyness op zo’n fietsje te onderstrepen: de grote rugzak is niet langer in, maar een opvallend katoenen recyclagezakje (of recyclagekatoenenzakje) van Oxfam is de nieuwe Louis Vuitton in vouwfietsland. Om je groene aard te onderstrepen die je heeft aangezet tot het kopen van deze fiets? Welnee, om je groene zieltje af te kopen ter compensatie van je snobistische spending spree...

Set 'em out, ride 'em in,
Ride 'em in, let 'em out,
Cut 'em out, ride 'em in

Rollin’ rollin’ rollin’…

Monday 1 February 2010

Three blind mice

The Mousetrap” van Agatha Christie is een legendarisch stuk in de Londonse theaterwereld. Hoewel het verhaal een eenvoudige “whodunit” is, gaat het ondertussen zijn 58ste speeljaar in, en is het daarmee het langst spelende theaterstuk waar ook ter wereld. Dat het nooit verfilmd werd, komt louter en alleen door het feit dat de schrijfster in haar testament heeft laten opnemen dat het nooit mag worden verfilmd zolang het op de planken staat, en dat is nu dus al meer dan 23.000 keer. Haar kleinzoon, die de rechten van het stuk kreeg op 10-jarige leeftijd, kon dit ‘cadeautje’ vermoedelijk nog met geen 1000 voorgedragen nieuwjaarsbrieven compenseren...

Nu het ook op de Puurse planken werd gebracht, weliswaar in Nederlandstalige versie, konden we dat niet aan ons laten voorbijgaan. Loge10 Producties, die het motto hanteert “Populair theater voor iedereen”, pakte voor de gelegenheid toch maar uit met klinkende namen als Jef Demedts, Door van Boeckel, Magda Cnudde enz. En hoewel ik persoonlijk niet echt een boodschap heb aan het alomtegenwoordige melkmuiltje, pubermeisjes-hotshot, ADHD-god en ‘Spring’-(zowat overal)-in ‘t veld Jelle Cleymans, moet ik toegeven dat hij zijn rol als Christopher Wren toch wel overtuigend bracht. Het meeste lof mocht wat mij betreft echter naar Bob Selderslaghs, die als Sergeant Trotter een zeer sterke acteerprestatie neerzette. Een eenvoudige whodunit, maar eveneens een aangenaam avondvullend programma, dat goed in de smaak viel, en dat tijdens de pauze en na de voorstelling de Vedett’en nog eens stevig over de tong liet gaan. Behalve de dader natuurlijk, want zoals de traditie het wil, werd er expliciet gevraagd om die voor eeuwig en altijd stil te houden, kwestie van de pret niet te bederven voor toekomstige toeschouwers.

Sinds de koude in België al enkele weken de global warming doet vergeten, of ze althans toch op een laag pitje zet, hebben we nagenoeg elke dag dezelfde schooiers aan onze achterdeur. Geen drie blinde muizen om ze voor te schotelen, maar af en toe een stukje vleesoverschot en een schoteltje melk, maar blijkbaar toch net genoeg om de tevreden klanten te laten terugkomen. Of het vluchtelingen uit het eerdere leven van ons huis zijn weten we niet, maar het ziet er toch naar uit dat ze heel goed weten waar ze terecht moeten, en laten dat doorgaans met enige insistentie merken vanop de klink van de achterdeur, wat af en toe wel een grappig uitzicht oplevert van aan de keukentafel.

Bij de minste fractie van onoplettendheid, of gewoon als je je handen vol hebt om de twee wildebrassen van een snack te voorzien, schiet er af en toe wel eentje onder je arm door, om even poolshoogte te gaan nemen in de woonkamer, waarbij ze met een parmantige snuit en de staart in de lucht een toertje doet en alles uitgebreid in ogenschouw neemt, rustig en onbekommerd om de gesticulerende mens die haar achtervolgt in een poging om haar zo vlug mogelijk weer buiten te krijgen. Of, als de pogingen om de living te inspecteren worden verijdeld door de tussendeur te sluiten, verschanst er eentje zich onder de keukentafel, van waaruit ze pas met veel moeite terug weg te krijgen is. Hoe zou je nu tenslotte zelf zijn, als het buiten 20 graden kouder is? In ieder geval leuk bezoek aan de tuin, nu de eerdere witte passant van een paar weken geleden de koude blijkbaar niet heeft overleefd. Benieuwd of ze gaan blijven komen als de lente er weer aankomt en er terug wat te jagen valt. Maar één ding is zeker: een muizenval zullen we ons in ieder geval niet hoeven aan te schaffen.