Monday 5 October 2009

Let me go

Twee dagen later zou de ingreep plaatsvinden (zie vorige blog), en daartoe diende ik mij de avond ervoor al aan te melden bij het onthaal aan de grote inkomhal, zoals mij ook op voorhand was gezegd. Als bij toeval kwam ik weer bij dezelfde mensenschuwe jongeling terecht, die opnieuw de kleur kreeg van een rijpe Noordkriek, en mij weer aan het twijfelen bracht met de vraag of ik effectief vanavond al diende binnen te komen, hoewel dat de expliciete wens van de dokter was. De UZ Brussel dient dringend iets te doen aan het contraproductief ideeëngoed in haar geledingen... (zie eveneens vorige blog).

Aangezien ik zoals heel wat mensen oververzekerd ben, beschik ik over maar liefst twee hospitalisatieverzekeringen, dus uiteraard verzocht ik om een eenpersoonskamer, kwestie van het suffige ontwaken na een operatie waarbij je ongewilde klanken uitstoot, toch maar aan het oog en oor van derden te onttrekken. Door één of andere miscommunicatie had de professionele verzekeraar het gebruik van de zgn. Assurcard voor directe betaling van de hospitalisatiekosten niet toegestaan, waardoor de jongeling, die de centen van de UZ bewaakte als een goblin in Gringotts, uit eigen beweging besloot dat ik dan maar recht had op een tweepersoonskamer, ook al zou ik ze zelf betalen en de kosten achteraf terugvragen van de verzekeraar. Neen, ik moest zomaar eens behoren tot dat gespuis dat een dure eenpersoonskamer vraagt en ze dan niet betaalt. En om de van mij te verwachten criminele actie te counteren, besloot hij al bij voorbaat om 50 euro voorschot te vragen, alvorens ik over de kamer mocht beschikken.

De kamer was aanvankelijk leeg, dus ik maakte mij niet al te veel zorgen, vermits het toch al avond was en ik ze waarschijnlijk dus voor mezelf zou hebben. "Of misschien was het dan toch nog een eenpersoonskamer geworden?" was een vage illusie die ik nog koesterde, met de idee dat de contraproductiviteit nog niet tot de kern van de UZ was doorgedrongen. De dagverpleging die - het dient gezegd - bijzonder sympathiek was, vroeg of ik al gegeten had, wat uiteraard niet het geval was, want men had mij op voorhand gezegd dat ik vanaf 's middags niets meer mocht eten. "Dan zal ik direct eens zorgen dat u eten krijgt, mevrouw", werd mij veelbelovend aangekondigd, en ik keek al reikhalzend uit naar de steak met sla, of, omdat dat wellicht iets te ongezond was voor een ziekenhuis, naar een stoofpotje van kip met sinaasappel en saffraanrijst, gevolgd door de light versie van een zachtjes gekarameliseerde crème brulée... Toen ik de plastic maaltijddoos die voor mij op tafel werd gezet likkebaardend opende, verdwenen mijn culinaire verwachtingen als sneeuw voor de zon: voor mij strekten zich 3 sneetjes lichtbruin brood uit, in plastic verpakt en met een niet zo ver van mij verwijderde vervaldatum; een idem verpakte plak kaas die tot voorheen zonder twijfel nog deel uitmaakte van een speelgoedwinkeltje; een miniverpakking margarine (light, uiteraard) en een potje magere yoghurt, zonder meer, vanzelfsprekend. De koffie die erbij hoorde in het plastic bekertje leek eerder iets dat overbleef na het uitspoelen van de laatste thermos. (Gelukkig zonder zeep.)

Ik suste mezelf met de gedachte dat een dergelijk karig maal ertoe zou bijdragen dat ik de volgende ochtend veel gemakkelijker nuchter zou zijn, wat op zich beter was voor de ingreep, maar nog voor ik een boterham naar mijn mond kon brengen, liet de dienstdoende verpleegster weten dat ze diezelfde avond nog zou langskomen voor een lavement, en "dat ik daarna rustig de nacht in kon". Wat heet. Het schamele laatste avondmaal was het enige waaraan ik me die avond nog zou kunnen optrekken en smaakte op slag een stukje beter. Uiteraard wens ik niet in de details te treden met betrekking tot het lavement, maar de woorden inoxen theekan, rubberen buisje en veel water moeten genoeg aan de verbeelding overlaten.

De nacht kwam en ging, maar in een ziekenhuis slapen is sowieso geen pretje. Hoewel ik pas als derde ingreep stond geprogrammeerd bij de dokter in kwestie, en ik dus vermoedelijk rond de middag aan de beurt zou komen, barstte de hyperactieve nachtverpleegster net na 6 uur 's ochtends de kamer binnen met een overdreven uitgelaten "Goeiemorgen!!!", en nog voor ik drie keer met mijn ogen kon knipperen werden alle lichten aangetikt (het was buiten nog donker), en doorkruiste een parade van mij wildvreemde mensen met de kamer ook de intimiteit van mijn ontwaken. Ik trachtte mij nog even te begraven onder de steriele ziekenhuislakens, maar mijn nieuwe kamergenoot, een mager minimensje dat al ergens een eind in de 70 en dus vermoedelijk ouder dan mijn eigen moeder was, was al druk doende de praktische beslommeringen van het post-operatieve vervoer naar huis met haar begeleider te bespreken. Ze zou namelijk vanavond al terug naar huis mogen. Gesterkt in de overtuiging dat ook ik vanavond na mijn ingreep naar huis zou mogen, toonde ik mijn beste medeleven in de veronderstelling dat er een gebrek aan vrije kamers was, en dat dit dus het beste was wat bij de UZ Brussel onder een eenpersoonskamer wordt verstaan.

Dokters, verpleegsters en ook het ontbijt gingen aan mij voorbij - al vond ik dat laatste niet zo'n erg probleem - en rond 11.30 uur kwam dan eindelijk de verlossende mededeling "dat het aan mij was". De verpleegster van dienst diende me nog een spuitje toe met de veelvuldige mededeling dat ik binnen enkele seconden al heel slaperig zou worden, en terwijl een stoere jonge verpleger mij, gsm aan z'n oor, in mijn bed door de gangen naar de OK sjeesde, keek ik al uit naar het beloofde inhalen van enkele uurtjes slaap nog voor ik onder het mes zou gaan. Helaas, het beloofde paardenmiddel bleek te klein voor mijn gestel, en het was pas wanneer ik de verpleegster het verlossende prikje in mijn arm zag geven - nadat ik eerst nog eigenhandig vanuit mijn bed op de operatietafel mocht klimmen, omdat het kleine Chineesje dat de ingreep zou begeleiden dat niet erg zag zitten - dat ik eindelijk in een rustige en diepe slaap wegzakte.

De ingreep liep goed af, alsook de terugrit naar de kamer, waar ondertussen ook het krasse minimensje was weggehaald voor haar operatie. Ondertussen had de verpleegster mij meegedeeld dat er was besloten mij nog een nacht te houden om te bekomen van de ingreep, die toch wel lang had geduurd. Niet leuk, maar ik zou toch de kamer voor mezelf hebben en goed kunnen slapen, dus geen probleem. Het minimensje werd weer afgeleverd, en terwijl zij verder stilletjes wakker werd, werkte ik mij door het leesboek dat ik had meegebracht. Net toen mijn zus op bezoek was gekomen met een nieuwe portie leesvoer, kwam de arts van de kamergenote samen met haar begeleider een kijkje nemen, om te laten weten dat ze enkele uren later kon vertrekken, maar enkel als ze dat wou. Het mensje was zwaar in twijfel, maar liet weten dat ze eigenlijk liever nog een nacht wou blijven, iets wat ik met zwijgzaam protest alleen maar kon ondergaan.

Ik probeerde er het beste van te maken en me van het leesvoer te bedienen terwijl zij terug in haar roes wegzakte en het bezoek vertrok, maar merkte dat haar toenemende gesnurk steevast meer en meer de overhand kreeg. Omdat zelf slapen na een uur of twee niet lukte, vroeg ik een verpleger om mijn roommate wat lager te leggen, omdat het gesnurk wellicht werd veroorzaakt doordat haar bed te hoog stond en haar ademhaling werd gestoord. Aldus geschiedde, en ik hervatte mijn slaappoging, die echter, naast het steeds toenemende gesnurk, na een tijdje ook werd gestoord door hilarisch gegiechel op de gang, dat uit de kantoren van de verpleging scheen te komen, en een dik halfuur duurde, en waarbij de gesprekken rond kleding en haarsnit, evenals enkele dubbelzinnige opmerkingen van beider kunne, duidelijk konden worden gevolgd. Vermoedelijk kwamen er klachten, want een deur werd dichtgegooid en de Vlaamse kermis verstomde. Het gesnurk in mijn kamer echter niet, en het minimensje werkte zich als een stoere lumberjack door een gigantisch bos. Bij 1 uur 's ochtends, na zowat 5 uur waken (het gesnurk was rond 20 uur begonnen) vond ik het welletjes en biepte ik de nachtverpleegster, die helaas "niets kon doen en niets kon geven", maar er nog een schepje bovenop deed door de deur te laten openstaan zodat onze kamer kon meegenieten van het felle licht in de gang, en twee uur later (toen ik nog steeds wakker lag) nog maar eens binnenschoot om onze infusen te komen vervangen (totaal onnodig, want eigenlijk hadden we alletwee de avond ervoor al naar huis gemogen). Maar: Befehl ist Befehl!

Uiteindelijk, na nog wat gestommel, gebiep en gehuil van een kind in de gang, zal ik vermoedelijk een eind na 3 uur toch wel in dromenland zijn terechtgekomen, want nog geen drie uur later werd de militaristische ontwaaksessie door de verpleegster hernomen, met de mededeling dat ik nogmaals bloed diende te geven alvorens haar shift erop zat. (Is de dagverpleging dan niet opgeleid om, op een niet-ontiegelijk vroeg uur, een bloedafname te doen?) Terwijl mijn kamergenote zich vrolijk geluimd (hoe kan het ook anders?) klaarmaakte om te vertrekken, kreeg ik nog een al even schamel ontbijt en enkele nieuwe betuttelende verpleegsters langs mij heen, die haast de afspraak met de dokter die voor 10 uur opnieuw was gemaakt, in het gedrang brachten, doordat ze zich aan mij vastklampten als een havik aan z'n prooi. Gelukkig kon ik mij, met tussenkomst van de dokter, uiteindelijk aan hun klauwen ontrukken en de dienst verlaten.

Voortaan zal ik er goed over waken dat je mij niet gauw weer in een ziekenhuiskamer zal terugvinden... Gezondheid!

1 comment:

Marrek O'Polo said...

Ik zal voor je duimen!