Wednesday 28 October 2009

Helter Skelter

De roltrap. Die speelde deze en vorige week een hoofdrol in mijn dagelijkse lotgevallen met het openbaar vervoer, en wel als studieobject, om wat variatie te brengen in de pendeltijd. De versie van de Brusselse metro dan wel, want aan de Nationale Maatschappij voor Bizar Spoorverkeer ben ik niet zoveel toegekomen de afgelopen dagen. Ofwel hadden de treinen vertraging (het exacte “tijdsschema” begint steeds meer op een bingospel te lijken), ofwel waren ze gewoonweg afgeschaft, en dan heb je maar te wachten op de volgende – wanneer die ook komt. Dus als je niet op je honger wilt blijven zitten, ben je nog het best af met een auto-metro-combo, dat doorgaans veel meer voldoening schenkt, kortstondige of buitengewone verkeersopstoppingen niet te na gesproken. En dan passeer je dus een aantal roltrappen, want de MIVB heeft duidelijk meer centen te besteden aan haar materiële uitrusting om alles op rolletjes te laten lopen, dan eerder genoemde maatschappij.

Vrijwel elk metrostation biedt de keuze tussen een standaardtrap die je uit eigen beweging mag beklimmen, of het mobiele alternatief. De meeste mensen gaan altijd en overal in eerste instantie voor het would-be-perpetuum mobile, vermoedelijk omdat ze denken dat ze daardoor sneller op een volgende verdieping zijn, hetzij hoger of lager. Misschien zou dat het geval kunnen zijn, als je van de bewegende roltrap gebruik zou maken om de eigen beweging te versnellen, ttz als je dus zelf ook nog gaat stappen op die roltrap. Vreemd genoeg lijken mensen, van zodra ze op een bewegende roltrap staan, compleet ontdaan van enige spierwerking, en blijven ze roerloos staan, om te wachten tot de trap – naar mijn gevoel tergend langzaam – hen op een ander niveau brengt. Ondergetekende nam bovendien de proef op de som, en kon constateren dat je op een standaardtrap nog altijd sneller naar boven gaat dan de mensen in beweging op een roltrap.

Bovendien zijn er nog elementen aan de roltrap die tot onderzoek nopen. Zo is er in eerste instantie de vraag die je je als kind dikwijls al stelt: waar gaat de trap naartoe als hij boven- of onderaan in de vloer schuift? Het gezond verstand (en de techniek) zegt natuurlijk dat de treden in elkaar schuiven om vervolgens via een rotatiesysteem weer naar het aanvangspunt te worden gebracht, m.a.w. dat de trap werkt als een draaiende ketting. Toch blijkt uit het gedrag van veel mensen dat dit nog steeds niet bekend is bij het grote publiek. Soms blijven dames al stilstaan, wordt have en goed in een stevige greep genomen, worden nietsvermoedende bloedjes van kinderen gewelddadig aan de arm opgetrokken, en dat allemaal al op enkele meters van “de spleet”, blijkbaar uit een daadwerkelijke angst om te worden opgeslokt. De goedgeoliede roltrapbeoefenaar weet natuurlijk dat hij kan blijven staan tot net voor de geduchte spleet, om dan met een gezwinde sprong weer op de begane grond te belanden.

Alhoewel de begeleidende leuningband eerder te duchten is dan de trap zelf, omdat hij sneller gaat en je na enkele treden dus vervaarlijk gaat vooroverhellen als je jezelf in evenwicht tracht te houden, hebben de meeste mensen daar echter het volste vertrouwen in. De doorsnee roltrapgebruiker klampt zich dan ook – terecht of onterecht – volledig aan het rubberen leidsel vast, met als gevolg dat hij nog meer uit evenwicht geraakt, en het naderen van de spleet met knikkende knieën tegemoet ziet. Dat leidt dan weer tot een onefficiënt gebruik van de roltrap, aangezien dit onevenwichtig gedrag de weg verspert van andere mensen met een betere controle over hun persoonlijk roltrapgebruik, die verwachten dat de weg voor hen wordt vrijgemaakt aan de linkerzijde van de trap om sneller progressie te kunnen maken. Zo is het roltrapgebruik in steden als Londen bv. veel beter ingeburgerd, en gaan de “trage” en onwennige gebruikers van de “escalier roulant” spontaan rechts houden om de doorwinterde “rollers”door te laten. Dit gebruik is in onze contreien nog niet doorgesijpeld, en dat is dermate ergerlijk (als je tot de snelle gebruikers behoort), dat er in Nederland zelfs al een heuse campagne gestart ter inburgering van het rechts houden op de roltrap.

De roltrap is in ieder geval een merkwaardig studieobject, dat mensen veeleer vertraagt dan ze sneller doet gaan, hen eerder beweging ontneemt dan die te stimuleren, en dus inefficiëntie brengt waar optimalisatie verwacht wordt. Als het van Volkswagen afhangt, is daar snel iets op gevonden...



Sunday 25 October 2009

Kom op konijntje

De witte gedaante hadden we al een drietal keer gezien in hetzelfde aantal weken, gewoonlijk 's avonds laat bij het thuiskomen in het donker, gewoonlijk in gezelschap van een tweede, vermoedelijk wild exemplaar, en we hadden hem (of haar) zelfs al eens voor een aangewaaid plastic zakje gehouden, maar sinds vrijdagnamiddag is het onmiskenbaar en overduidelijk: er zit een wit konijn in onze tuin.



Verscheidene toenaderings- en kennismakingspogingen met behulp van wortels en brood draaiden er gewoonlijk op uit dat het beestje enkele meters verder ging zitten, en één keer zelfs het hazenpad koos, naar de tuin van de buren. Maar elke morgen of avond zit het weer terug op het vertrouwde plekje, al ziet het er ondertussen tamelijk pips uit, en zit er nog maar weinig beweging in, ook al wordt het dan van wortels, groenafval en water voorzien. Diverse contacten hebben al uitgewezen dat het schepseltje vermoedelijk weinig of niets ziet, en vooral op z'n reukorgaan moet afgaan, wat misschien de gedeeltelijke immobiliteit verklaart.

Ondertussen werd een verlaten kippenhok van de vorige eigenaars al uit een hoek van de tuin tevoorschijn gehaald, kwestie van op alles voorbereid te zijn om het diertje eventueel onderdak te bieden. Maar ondertussen laten we het nog wat gewoon worden aan de tuin, en hopelijk raakt het gewend aan een leven in het wild, zodat het zijn eigen Watership Down heeft om op te grazen.


Met één oog op het konijn maken we ondertussen de tuin winterklaar. De hagen en heggen zijn gesnoeid, de dode olijfboom werd omgehakt tot hout voor onze kachel, die we deze winter eindelijk eens hopen aan te steken, en de struiken van de "trosselbezen" zijn... weg.
Of toch uit het gazon naast de grote bomen, waar ze door de vorige eigenaars nogal ongelukkig neergepoot waren. Niet alleen kregen ze er weinig zon, ze stonden er bovendien behoorlijk in de weg bij het afrijden van het gras. Nu staan ze tegen de afsluiting van de buren, in wat ooit de aanzet tot een kruidentuintje was, maar dat nooit kan gedijen omdat het elke zomer de snoepwinkel wordt van de vele slakken en bladluizen, waar ze volgende zomer in de volle zon en beschut van de wind hopelijk goed zouden moeten aanslaan.

Nu rest ons enkel nog het verplaatsen van de twee uit de kluiten gewassen appelbomen die de toegang tot onze voordeur sierden, maar die ondertussen stilaan uit hun bakken barsten. En zo blijven we bezig, onder de argwanende blik van een wit konijn, dat vooralsnog niet gehaast is om ergens naartoe te gaan.

Wednesday 21 October 2009

Living for the city

Van de ene dag op de andere, van het ene moment op het andere, via een paar telefoontjes en mailtjes, door onvoorziene omstandigheden en omstandige onvoorzienigheden, was het afgelopen weekend weer tot de nok gevuld met activiteiten.

Vrijdagavond was het tijd om herinneringen op te halen en plezier te maken met een voormalige studievriendin, tevens ex-collega. De “ex-files” kwamen ruimschoots aan bod, afgewisseld met lachsalvo’s, knorrende geluiden en fluitende stoomontsnappingen, wat ons door de overige bezoekers in het etablissement niet altijd in dank werd afgenomen. Een portie droge humor schuift immers beter binnen met spijs en drank, en dus hadden we namelijk afgesproken in restaurant Fez, in de Antwerpse Kloosterstraat. Het was ondertussen al een jaar of twee geleden dat ik het nog bezocht, en hoewel de crisis een niet te onderschatten leegte achterlaat in het hart van vele restaurants, was de kwaliteit van de couscous en de tagines nog altijd recht evenredig met de porties die je krijgt, en aan een eerlijke prijs. Toen ons bordje leeggelachen was, hadden we dan ook een lekkere avond achter de rug.

Zaterdag dienden we in de voormiddag dringend terecht bij Kunst in Huis omdat onze halfjaarlijkse cadeaubon was afgelopen, dus konden voor een keertje de Koekestad nog maar eens aanschouwen in het ochtendlicht. Als bij geluk was er de week ervoor een nieuwe lading kunst binnengekomen, zodat kiezen voor kunst nu uit een ruimer aanbod kon gebeuren. We voelden ons als een vis in het water bij het ontdekken van een fris nieuw werk van Ann Francx, dat binnenkort, mits het ophangen van de aangekochte ‘kunstrail’, het centrale pronkstuk van onze woonkamer zal worden. Althans toch voor een aantal maanden. En nu de kunsttrein dan toch op de sporen staat, hebben we ons abonnement meteen maar verlengd. Daar kijken we niet tegenop, maar graag tegenaan!

De visjes uit het water die werden zaterdagavond dan weer soldaat gemaakt bij een ad hoc bij elkaar geroepen diner in gezelschap, en met name in het - alweer - Antwerpse restaurant Fata Morgana, waarvan we uit goede bron hadden vernomen dat het van zeer goede kwaliteit was. Waarvan akte.

Zondag was het dan weer tijd voor een namiddag in de zee (C) van cultuur, met het eerste ticketje van onze cultuurabonnementen. Als eerste viel de eer te beurt aan de Boomse Schouwburg, waar een voorstelling geprogrammeerd stond van De Pruimelaarstraat, door het Mechelse gezelschap ’t Arsenaal, naar het verhaal over “de vampier van Muizen” van schrijver-journalist Louis Van Dievel, begeleid door een persoonlijk woordje van the man himself. Niet alleen was het genieten van het kruim van Vlaamse (Mechelse) acteurs die een prachtperformance neerpootten, maar bovendien stond het hele stuk (in sappig Mechels dialect) er als een huis. Naar verluidt is de voorstelling in de hele Mechelse regio volledig uitverkocht – zo ook die in Boom trouwens – maar het is zeer zeker een aanrader voor wie in z’n buurt nog aan tickets kan geraken. De collega’s van dit professionele gezelschap halen trouwens een heel arsenaal talenten uit de kast en maken daarmee dat het prille amateurisme van het originele MMT niet meer dan een vage herinnering uit het verleden is. Iel schoen!

Thursday 15 October 2009

I put a smell on you

Nu het leven post-vakantie en post-laparoscopie weer in zijn gebruikelijke routine glijdt en ik mijn pendeltijd weer nuttig tracht op te vullen, kwam ik er eindelijk eens toe “Het parfum” van Süskind te lezen, nadat ik de film al enkele jaren geleden had gezien. Van de film kon ik me al niet veel meer herinneren, behalve – uiteraard – de beruchte blootscene naar het einde toe en de eerste moord van antiheld Grenouille, daarom dat het relatief ‘nieuwe’ verhaal nu zo boeiend was, omdat het de dingen in veel meer detail aan de man brengt dan de versie op het zilveren scherm. En overigens veel beter is dan de film.

Het vreemde is dat de intensiteit van de verhalen over het reukvermogen van Grenouille, en de beschrijving van de diverse geuren die in zijn leven een rol spelen, je in een toestand brengen waarbij je zelf ook over een buitengewone reukzin lijkt te gaan beschikken. Of ze althans toch de gevoeligheid van je reukzin lijken te verscherpen. Aangezien die in mijn geval al vrij scherp is, en ik verschillende geuren en smaken kan onderscheiden nog vóór huis- of tafelgenoten kunnen uitmaken wat hen overkomt, kan ik verzekeren dat de gevolgen van deze lezing op een doordeweekse treinrit van Puurs naar Brussel, of een wandeling van het metrostation Madou naar onze kantoren, voor mij niet dezelfde charmes hebben als voor Grenouille in dienst van Monsieur Grimal.

De eerste, kortstondige geur bij het verlaten van ons huis is gewoonlijk die van de frisse buitenlucht of, bij regenval, de typische geur van de regen op het gras en de stenen, en dat is doorgaans meteen ook het olfactorische hoogtepunt van de dag (behoudens gebeurlijke tussenkomst van de boeren in de omringende velden middels eliminatie van bepaalde bemestingsvloeistoffen bij het krieken van de dag). Vanaf dan gaat het alleen maar bergaf...

Het begint met het heerschap in de trein naast mij, die duidelijk de dag op ongewassen wijze is aangevangen. Ieder zijn ding, maar een beetje respect voor de medereiziger is wel aan de orde. Een volgende trein biedt een andere medereizigster, die weliswaar niet ongewassen is, wel integendeel, maar in haar enthousiasme om parfumerend te plezieren een beetje te kwistig met het reukwater is omgesprongen, zodat het lijkt alsof ze menig Keuls watertje heeft doorzwommen en de hele coupé met een gaswolk vult. Dat ze daarbij aan een beker koffie lurkt, zorgt voor een troublerende geurexplosie die menig passagier naar adem doet happen.

Bij het verlaten van de trein doet het probleem van de verpersoonlijking der lichaamshygiene zich nogmaals voor bij het passeren van de daklozengemeenschap in het Centraal Station, afgewisseld met de restanten van een bacchanaal uit de maag van een zwervende student die pas gaat slapen, een fecaal spoor dat aan de schoen van een gehaaste reiziger is blijven hangen en ieders neus door de hele gang blijft opzoeken, gevolgd door de plotse culinaire clash met de weeë geur van vers- en te hard gebakken, overdreven gesuikerde croissants. Een korte metrorit tot het kantoor geeft gewoonlijk nogmaals enkele van die geuren, al dan niet in dezelfde volgorde of intensiteit. Onnodig te zeggen dat dit leidt tot curieuze capriolen van een nuchtere of beperkt gevulde maag...

Gelukkig duurde de verscherpte intensiteit van mijn reukzin maar zolang als de 255 bladzijden van het boek. Ik denk dat ik me nu maar even ga verdiepen in een kookboek.

Wednesday 7 October 2009

Mama Corsica

Het lijkt alweer ver achter ons met alle medische perikelen, maar we zijn ook twee weken naar Corsica geweest, en met name naar Carchetu, in de Castagniccia, het binnenland van de Corsicaanse oostkust. Daar hadden we op goed geluk een gite gehuurd voor 2 weken, en wel bij een plaatselijk beroemd artiest, de auteur Jean-Claude Rogliano, die al een paar boeken op zijn palmares heeft waarvan de verhalen zich in de streek afspelen, en daarnaast een 13de-eeuwse ruine met bijhorende toren verbouwde tot woonhuis en originele gites, met een vrij spectaculair zwembad.



Het moeilijk toegankelijke gebied is vooral bekend voor zijn kerken, wandelwegen en kastanjebomen, dus wie komt voor stranden en het echt toeristische leven, kan hier niet terecht. Wie daarentegen komt om goed uit te rusten is hier aan het juiste adres. En ondertussen kan je uiteraard uitstapjes doen naar het noorden (L'Ile Rousse, Calvi of Bastia),





het centrum (Corte),


in de vele valleien (langs de D71, La Porta en de "Corniche de la Castagniccia"),








en naar het mooie Bonifacio in het zuiden.




We hebben ongetwijfeld het hart van Corsica gezien, dat uiteindelijk vooral één grote bergketen is, waarvan de stranden eerder toeristische bijverschijnselen van de laatste jaren zijn. Nu Mama Frankrijk volop investeert, vervagen de kreten om onafhankelijkheid en beperkt de rebellie zich vooral tot het overspuiten van de Franse plaatsnamen in het Corsicaans. Maar in de meeste dorpjes is de tijd gewoon blijven stilstaan.




Geloof je me niet? Ga het dan zelf maar eens vragen aan de plaatselijke bewoners...









Monday 5 October 2009

Let me go

Twee dagen later zou de ingreep plaatsvinden (zie vorige blog), en daartoe diende ik mij de avond ervoor al aan te melden bij het onthaal aan de grote inkomhal, zoals mij ook op voorhand was gezegd. Als bij toeval kwam ik weer bij dezelfde mensenschuwe jongeling terecht, die opnieuw de kleur kreeg van een rijpe Noordkriek, en mij weer aan het twijfelen bracht met de vraag of ik effectief vanavond al diende binnen te komen, hoewel dat de expliciete wens van de dokter was. De UZ Brussel dient dringend iets te doen aan het contraproductief ideeëngoed in haar geledingen... (zie eveneens vorige blog).

Aangezien ik zoals heel wat mensen oververzekerd ben, beschik ik over maar liefst twee hospitalisatieverzekeringen, dus uiteraard verzocht ik om een eenpersoonskamer, kwestie van het suffige ontwaken na een operatie waarbij je ongewilde klanken uitstoot, toch maar aan het oog en oor van derden te onttrekken. Door één of andere miscommunicatie had de professionele verzekeraar het gebruik van de zgn. Assurcard voor directe betaling van de hospitalisatiekosten niet toegestaan, waardoor de jongeling, die de centen van de UZ bewaakte als een goblin in Gringotts, uit eigen beweging besloot dat ik dan maar recht had op een tweepersoonskamer, ook al zou ik ze zelf betalen en de kosten achteraf terugvragen van de verzekeraar. Neen, ik moest zomaar eens behoren tot dat gespuis dat een dure eenpersoonskamer vraagt en ze dan niet betaalt. En om de van mij te verwachten criminele actie te counteren, besloot hij al bij voorbaat om 50 euro voorschot te vragen, alvorens ik over de kamer mocht beschikken.

De kamer was aanvankelijk leeg, dus ik maakte mij niet al te veel zorgen, vermits het toch al avond was en ik ze waarschijnlijk dus voor mezelf zou hebben. "Of misschien was het dan toch nog een eenpersoonskamer geworden?" was een vage illusie die ik nog koesterde, met de idee dat de contraproductiviteit nog niet tot de kern van de UZ was doorgedrongen. De dagverpleging die - het dient gezegd - bijzonder sympathiek was, vroeg of ik al gegeten had, wat uiteraard niet het geval was, want men had mij op voorhand gezegd dat ik vanaf 's middags niets meer mocht eten. "Dan zal ik direct eens zorgen dat u eten krijgt, mevrouw", werd mij veelbelovend aangekondigd, en ik keek al reikhalzend uit naar de steak met sla, of, omdat dat wellicht iets te ongezond was voor een ziekenhuis, naar een stoofpotje van kip met sinaasappel en saffraanrijst, gevolgd door de light versie van een zachtjes gekarameliseerde crème brulée... Toen ik de plastic maaltijddoos die voor mij op tafel werd gezet likkebaardend opende, verdwenen mijn culinaire verwachtingen als sneeuw voor de zon: voor mij strekten zich 3 sneetjes lichtbruin brood uit, in plastic verpakt en met een niet zo ver van mij verwijderde vervaldatum; een idem verpakte plak kaas die tot voorheen zonder twijfel nog deel uitmaakte van een speelgoedwinkeltje; een miniverpakking margarine (light, uiteraard) en een potje magere yoghurt, zonder meer, vanzelfsprekend. De koffie die erbij hoorde in het plastic bekertje leek eerder iets dat overbleef na het uitspoelen van de laatste thermos. (Gelukkig zonder zeep.)

Ik suste mezelf met de gedachte dat een dergelijk karig maal ertoe zou bijdragen dat ik de volgende ochtend veel gemakkelijker nuchter zou zijn, wat op zich beter was voor de ingreep, maar nog voor ik een boterham naar mijn mond kon brengen, liet de dienstdoende verpleegster weten dat ze diezelfde avond nog zou langskomen voor een lavement, en "dat ik daarna rustig de nacht in kon". Wat heet. Het schamele laatste avondmaal was het enige waaraan ik me die avond nog zou kunnen optrekken en smaakte op slag een stukje beter. Uiteraard wens ik niet in de details te treden met betrekking tot het lavement, maar de woorden inoxen theekan, rubberen buisje en veel water moeten genoeg aan de verbeelding overlaten.

De nacht kwam en ging, maar in een ziekenhuis slapen is sowieso geen pretje. Hoewel ik pas als derde ingreep stond geprogrammeerd bij de dokter in kwestie, en ik dus vermoedelijk rond de middag aan de beurt zou komen, barstte de hyperactieve nachtverpleegster net na 6 uur 's ochtends de kamer binnen met een overdreven uitgelaten "Goeiemorgen!!!", en nog voor ik drie keer met mijn ogen kon knipperen werden alle lichten aangetikt (het was buiten nog donker), en doorkruiste een parade van mij wildvreemde mensen met de kamer ook de intimiteit van mijn ontwaken. Ik trachtte mij nog even te begraven onder de steriele ziekenhuislakens, maar mijn nieuwe kamergenoot, een mager minimensje dat al ergens een eind in de 70 en dus vermoedelijk ouder dan mijn eigen moeder was, was al druk doende de praktische beslommeringen van het post-operatieve vervoer naar huis met haar begeleider te bespreken. Ze zou namelijk vanavond al terug naar huis mogen. Gesterkt in de overtuiging dat ook ik vanavond na mijn ingreep naar huis zou mogen, toonde ik mijn beste medeleven in de veronderstelling dat er een gebrek aan vrije kamers was, en dat dit dus het beste was wat bij de UZ Brussel onder een eenpersoonskamer wordt verstaan.

Dokters, verpleegsters en ook het ontbijt gingen aan mij voorbij - al vond ik dat laatste niet zo'n erg probleem - en rond 11.30 uur kwam dan eindelijk de verlossende mededeling "dat het aan mij was". De verpleegster van dienst diende me nog een spuitje toe met de veelvuldige mededeling dat ik binnen enkele seconden al heel slaperig zou worden, en terwijl een stoere jonge verpleger mij, gsm aan z'n oor, in mijn bed door de gangen naar de OK sjeesde, keek ik al uit naar het beloofde inhalen van enkele uurtjes slaap nog voor ik onder het mes zou gaan. Helaas, het beloofde paardenmiddel bleek te klein voor mijn gestel, en het was pas wanneer ik de verpleegster het verlossende prikje in mijn arm zag geven - nadat ik eerst nog eigenhandig vanuit mijn bed op de operatietafel mocht klimmen, omdat het kleine Chineesje dat de ingreep zou begeleiden dat niet erg zag zitten - dat ik eindelijk in een rustige en diepe slaap wegzakte.

De ingreep liep goed af, alsook de terugrit naar de kamer, waar ondertussen ook het krasse minimensje was weggehaald voor haar operatie. Ondertussen had de verpleegster mij meegedeeld dat er was besloten mij nog een nacht te houden om te bekomen van de ingreep, die toch wel lang had geduurd. Niet leuk, maar ik zou toch de kamer voor mezelf hebben en goed kunnen slapen, dus geen probleem. Het minimensje werd weer afgeleverd, en terwijl zij verder stilletjes wakker werd, werkte ik mij door het leesboek dat ik had meegebracht. Net toen mijn zus op bezoek was gekomen met een nieuwe portie leesvoer, kwam de arts van de kamergenote samen met haar begeleider een kijkje nemen, om te laten weten dat ze enkele uren later kon vertrekken, maar enkel als ze dat wou. Het mensje was zwaar in twijfel, maar liet weten dat ze eigenlijk liever nog een nacht wou blijven, iets wat ik met zwijgzaam protest alleen maar kon ondergaan.

Ik probeerde er het beste van te maken en me van het leesvoer te bedienen terwijl zij terug in haar roes wegzakte en het bezoek vertrok, maar merkte dat haar toenemende gesnurk steevast meer en meer de overhand kreeg. Omdat zelf slapen na een uur of twee niet lukte, vroeg ik een verpleger om mijn roommate wat lager te leggen, omdat het gesnurk wellicht werd veroorzaakt doordat haar bed te hoog stond en haar ademhaling werd gestoord. Aldus geschiedde, en ik hervatte mijn slaappoging, die echter, naast het steeds toenemende gesnurk, na een tijdje ook werd gestoord door hilarisch gegiechel op de gang, dat uit de kantoren van de verpleging scheen te komen, en een dik halfuur duurde, en waarbij de gesprekken rond kleding en haarsnit, evenals enkele dubbelzinnige opmerkingen van beider kunne, duidelijk konden worden gevolgd. Vermoedelijk kwamen er klachten, want een deur werd dichtgegooid en de Vlaamse kermis verstomde. Het gesnurk in mijn kamer echter niet, en het minimensje werkte zich als een stoere lumberjack door een gigantisch bos. Bij 1 uur 's ochtends, na zowat 5 uur waken (het gesnurk was rond 20 uur begonnen) vond ik het welletjes en biepte ik de nachtverpleegster, die helaas "niets kon doen en niets kon geven", maar er nog een schepje bovenop deed door de deur te laten openstaan zodat onze kamer kon meegenieten van het felle licht in de gang, en twee uur later (toen ik nog steeds wakker lag) nog maar eens binnenschoot om onze infusen te komen vervangen (totaal onnodig, want eigenlijk hadden we alletwee de avond ervoor al naar huis gemogen). Maar: Befehl ist Befehl!

Uiteindelijk, na nog wat gestommel, gebiep en gehuil van een kind in de gang, zal ik vermoedelijk een eind na 3 uur toch wel in dromenland zijn terechtgekomen, want nog geen drie uur later werd de militaristische ontwaaksessie door de verpleegster hernomen, met de mededeling dat ik nogmaals bloed diende te geven alvorens haar shift erop zat. (Is de dagverpleging dan niet opgeleid om, op een niet-ontiegelijk vroeg uur, een bloedafname te doen?) Terwijl mijn kamergenote zich vrolijk geluimd (hoe kan het ook anders?) klaarmaakte om te vertrekken, kreeg ik nog een al even schamel ontbijt en enkele nieuwe betuttelende verpleegsters langs mij heen, die haast de afspraak met de dokter die voor 10 uur opnieuw was gemaakt, in het gedrang brachten, doordat ze zich aan mij vastklampten als een havik aan z'n prooi. Gelukkig kon ik mij, met tussenkomst van de dokter, uiteindelijk aan hun klauwen ontrukken en de dienst verlaten.

Voortaan zal ik er goed over waken dat je mij niet gauw weer in een ziekenhuiskamer zal terugvinden... Gezondheid!

Friday 2 October 2009

Doctor, doctor

Na een radiostilte van een paar weken met een vakantie in Corsica (waarover later meer), is het eerst tijd om over mijn meer recente wedervaren te verhalen. Begin september had ik namelijk al een voorafgaandelijke afspraak bij het UZ Brussel om een datum te prikken voor de uiteindelijke ingreep die mij in grote mate zou moeten verlossen van het euvel in mijn buik (waarvan sprake in de blog van mid-juni).

Net na mijn vakantie, op woensdag jongstleden, was die bewuste datum dus aangebroken, waarvoor ik eerst op maandag nog een bloedafname en een gesprek met de anesthesist diende te doorlopen. Nu ben ik iemand die liever in een wijde boog rond dokters en ziekenhuizen gaat, en daar liefst zo weinig mogelijk mee te maken heeft, dus ik stond al niet erg te springen voor het hele geval. De inkomhal van het UZ in Jette is ook op zich al tamelijk indrukwekkend, want als je niet exact weet waar je terecht moet, loop je hopeloos verloren voor je het weet. Maar het is voor de goede zaak.

Aangezien men mij gezegd had dat ik 'achteraan links' terecht moest bij de afdeling voor de bloedafnames, met de mededeling "ga daar maar onmiddellijk naartoe", liep ik uiteraard recht naar die afdeling, wat mij op zich al door een doolhof van gangen bracht, onderbroken door een lift naar beneden, waarna het dan weer verder ging door een heleboel gangen. (Als men mij van in het begin had gezegd "volg het geel maar", dan had ik het wellicht sneller gevonden.)

Dus eerst de bloedafname. Ik meldde mij aan bij de plaatselijke receptie (want in het UZ heeft naast de hoofdreceptie haast elke afdeling nog een eigen receptie, dikwijls met nog onderafdelingen en bijhorende receptietjes... Er komt gewoon geen eind aan), en gaf de receptioniste het blad met de opdracht voor bloedafname dat men mij bij de eerste afspraak had gegeven. "Moeten de HCG-waarden ook getest worden? Hierrr? Ben je zeker?" sprak ze met een kritische en ietwat boze blik naar mij. Ik haalde een beetje meewarig en met opgetrokken wenkbrauwen mijn schouders op en stamelde bedeesd "als de dokter het heeft gezegd, dan zal dat wel zeker? Het is toch voor de afdeling fertiliteit". De kordaatheid en assertiviteit waarmee ziekenhuispersoneel je dikwijls aanspreekt, geven je het gevoel alsof je weer een 5-jarige bent die een standje krijgt omdat hij net bij verrassing in zijn broek heeft geplast in de derde kleuterklas. En dit was nog maar de receptie van de afdeling bloedafnames...

De bloedafname was al gauw een feit. Niks geen koekje om er weer bovenop te komen, zoals bij het Rode Kruis, en hier moest je er dan nog zelf voor betalen ook. Over de verontwaardiging heen zocht ik mij een weg terug door het doolhof omdat ik drie kwartier later een 'counselling'-sessie had bij de anesthesist van dienst. Omdat ik niet wist waar die zat, moest ik me dus maar opnieuw naar de hoofdingang begeven, want daar had ik namelijk gezien dat er zoiets als een infobalie was, die steeds werd bemand door actieve bejaarden, vermoedelijk in ruil voor een aalmoes en gratis koffie. Ik onderbrak het fluistergesprek dat de dame en heer achter de balie aan het voeren waren (naar ik vermoed over het schouwtoneel van de hoofdingang dat zich voor hun neus afspeelde), en vroeg naar de afdeling en de kleur van de anesthesist. "U moet zich eerst aanmelden!" krijste de dame, waarbij ze rechtsprong om haar insistentie kracht bij te zetten. Op mijn "jamaar, ik heb alleen een gesprekje", sprong ook het heerschap recht en ze wezen allebei met indringende blik en gestrekte arm naar de algemene receptie aan de overkant van de gang. Alweer dat kleutergevoel. Dus ik maar weer naar de algemene receptie, waar je eerst een nummertje moet trekken, net als bij de beenhouwer (hoe prozaisch...), voor je aan de beurt komt. Toen mijn nummertje op het scherm kwam, moest ik bij de eerste vrije balie komen, bemand door een jongeling die net de baard in zijn keel ontgroeid was en op slag gloeiend rood werd tot achter zijn oren, en die fluisterend vroeg waarvoor ik kwam (bij een terugblik achteraf bleek hij dit te doen bij elke persoon die aan zijn balie kwam, waardoor ik me afvroeg of dit echt wel een geschikte job was voor hem). Ik liet mijn papieren zien en zei waarvoor ik kwam, om vervolgens van hem een wit blad te krijgen, waarop nogmaals stond opgesomd waarvoor ik kwam. Het nut van deze oefening ontging mij totaal, dus ik zei maar niet dat ik de bloedafname al achter de rug had, en ging gewoon weer naar het onthaal (om maar eens een andere term te gebruiken) van de afdeling anesthesie die, zo bleek, op net dezelfde plaats was als die van de bloedafname (doch uiteraard met een aparte receptie, dat spreekt).

Aangezien ik de enige was, bleek het al gauw mijn beurt, en ik werd binnengelaten in het bureautje bij 'de dokter', nadat de verpleegster de vragenlijst die ik had moeten invullen al eens volledig had overgepend, en daarbij elke vraag nog eens persoonlijk opnieuw stelde. Alleen, 'de dokter' was volgens mijn papiertje een man, en ik werd binnengelaten bij een jongedame. Uit haar hele lichaamstaal (en zonder twijfel ook de kindersnoet) bleek duidelijk dat ze een stagiaire was die de dienst waarnam voor de 'echte' anesthesist, en ze was zich daarbij heel erg bewust van haar waardigheid en de zichzelf toegekende voornaamheid. Haar neus was op dergelijke wijze opgetrokken dat het leek alsof ze wat anders rook dan de geur van medicatie die overal in ziekenhuizen hangt, en in haar poging tot elementaire beleefdheid waarbij ze mij een hand gaf, stak ze haar pootje maar net zover uit haar mouw dat ik over de hele tafel moest gaan hangen om ze te schudden. Ze dreigde even uit haar rol te vallen als toekomstig vooraanstaand lid van de Orde der Geneesheren toen de verpleegster haar nogal joviaal toesprak en haar bij de voornaam noemde (quelle horreur!), maar dat was duidelijk de normale gang van zaken bij het personeel (althans bij hun evenknie, niet bij de andere 'echte' dokters). 'Het gesprek' dat daarop volgde was weer een herhaling van dezelfde vragen van de vragenlijst die de verpleegster ook al eens had herhaald en overgeschreven, en werd weer zo genoteerd, waardoor ik na welgeteld 10 minuten (de animatie inbegrepen) weer buitenstond en kon vertrekken, niet vooraleer door de verpleegster te worden aangemaand om bij de kassa achter de hoek onmiddellijk (!) te betalen. Waarop geschiedde, en zo was ik (na aftrek van het aandeel van de mutualiteit) 22 euro lichter voor een bloedafname van 2 minuten en een totaal nutteloze oefening in overschrijven van overschrijven van een door mij ingevulde vragenlijst. En dat was dan nog zonder de benzine gerekend, om op en neer naar Jette te rijden. Dan maar weer terug naar huis, om mij klaar te stomen voor het grotere werk twee dagen later... Het is toch allemaal voor de goede zaak, zal ik mij maar voorhouden.