Monday 29 June 2009

C'est la fête!


Terwijl alles tijdens het weekend mentaal in gereedheid werd gebracht om mij vandaag maandag weer ter hoofdstede te begeven om mijn reguliere dagtaak te hervatten, dient gezegd dat de boog ook niet geheel en al gespannen stond op dit laatste juniweekend. In mijn heimat vierde men namelijk weer de nu toch reeds alomgekende "Kanaalfeesten", die naar goede gewoonte samenvallen met de jaarlijkse braderie, en die met haar spektakelprogramma bezoekers aantrekt van heinde en verre. (Omwille van het braderisch gegeven is er gewoonlijk ook een onoverzienbare overvloed aan spijs en drank, hetgeen voor de onfortuinlijken de dag erna, mits één en ander niet de juiste peristaltische geplogenheden volgt, de K wel eens doet wegvallen, doch dit geheel terzijde.)

Op vrijdag werd het vertier ingezet met eigen gekweel onder de titel "Willebroek Zingt", ook al meent menig toehoorder dat de vlag niet geheel de lading dekt, en het niet meer is dan een oneerbiedig omspringen met de nagedachtenis van onze doden, als weer maar eens "De Brug van Willebroek" wordt verwrongen. Wannes Van de Velde draaide zich zonder meer om in zijn graf (en doet dat wellicht elke laatste vrijdag in juni vanaf nu).

's Zaterdags was er een programma dat niemand op z'n honger mocht laten, en werd letterlijk een publiek van 7 tot 77 jaar op zijn wenken bediend. Nadat Hadise als één van de hoofdacts haar Perzische kat had gestuurd wegens een optreden in Turkije, mocht de 77-jarige kandidaat Eddy W. uit E. haar plaats innemen. Hij deed dit met veel bravoure en - de vaderliefde voor zijn dochter heeft moeten wijken voor zijn gevoel voor commercie - ook met 4 jonge poppetjes die achter hem een show ten beste gaven, Las Vegas waardig. En ook al wordt er al eens gemees- of anderzijds gemuild bij het horen van zijn naam, toch slaagde de kranige opa erin om het Willebroekse marktplein in vuur en vlam te zetten, en telt hij ondertussen ongetwijfeld weer een schare nieuwe fans.

Uiteraard telde het programma meer hoogte- en laagtepunten (vooral dan het laatste), maar de twee bovenstaande waren het meest vermeldenswaardig. We zagen dat het goed was en keerden niet al te laat huiswaarts, alwaar we zondag opnieuw keken wat voor vlees we in de kuip hadden, alvorens de barbecue aan te steken.

Wednesday 24 June 2009

How do you do it?

Het zal ongetwijfeld niet aan de Drappier van vorige vrijdag gelegen hebben, maar één van de wonden van de kijkoperatie was beginnen ontsteken (zie vorige blog), en dus moest er terug naar de gynecoloog worden gegaan om enerzijds de draadjes uit de genezen wonden te laten halen, en anderzijds de ontstoken boel terug te laten opkuisen, en dan natuurlijk ook de eerste prik Decapeptyl, waarvan de effecten een heilzame werking zouden moeten hebben om toch minstens één en ander terug op zijn plaats te zetten binnen 3-4 maanden tijd.

Nu ben ik niet het soort persoon dat doorgaans problemen heeft met het bekijken van open wonden, althans niet op televisie en bij anderen. Ik heb ook niet voor niets al twee keer een "bedrijfs-EHBO-cursus" gevolgd in dienstverband, kwestie van de eerste hulp toe te dienen bij eventuele battlewounds op kantoor, toegebracht door een op hol geslagen Bostitch, een snedig blad papier, een tegenstrubbelende Xerox of zelfs een ordinaire cat fight (doch deze laatste eerder zelden). Maar als ik zelf achterover lig en bij het opkijken recht in open gat gaap, dan word ik toch wel een beetje queesy, vooral als je tot het besef komt dat er tussen de buitenwereld en je eigen interne wereld slechts een dunne laag ontstekingsweefsel zit. Zonder in detail te treden, kan ik zeggen dat de opening in mijn onderbuik onder plaatselijke verdoving weer werd opengesneden, schoongemaakt (voor de horroradepten: met scalpel) en dat ik weer maar eens een keertje werd genaaid.

Terwijl ik na het achteroverliggen nog (56) sterretjes voor mijn ogen zag van in de lampen te staren om het patchwork niet te aanschouwen, diende ik voorover te buigen om de Decapeptylprik in ontvangst te nemen in mijn onderrug, op de plaats waar in een basketbalverleden nog spieren zaten. Deze laatste was minder erg, althans tot de bijwerkingen zich gaan laten gevoelen. Ondertussen rest mij niets anders, gezien mijn relatieve immobiliteit, dan mij bij dit weer te rusten te leggen tot de fysieke wonden stilaan geheeld zijn en, bijvoorbeeld bij een risotto met groene asperges en een glas gekoelde Chablis de vorderingen van de dag te overschouwen. Wat moet een mens anders?

Monday 22 June 2009

Summertime

Hoewel ik nog enkele dagen moet thuisblijven om de hechtingen van de snijwonden (de gaten in mijn lijf, zeg maar) te laten genezen, was ik afgelopen vrijdag uitgenodigd voor de maandelijkse Happy Hour van het werk, die dit keer onder de vorm van een kleine "midzomerparty" bij één van mijn collega's thuis in Brussel zou worden gehouden.

Ongeacht ze mijn volle steun en solidariteit hebben - een mens zou niet anders durven met een volle melktruck in de aanslag - hadden de Europese boeren bewerkstelligd dat ik er al meer dan een uur had over gedaan om tot mijn partypunt in Brussel te geraken. In een poging de files te omzeilen wou ik de westkant van de kleine ring nemen om bij het Zuidstation uit te komen en zo verder door te steken naar de zuidoostkant van de stad, maar helaas had een heleboel andere mensen hetzelfde idee en stond alles al stil van aan het Klein Kasteeltje. Gelukkig ken ik mijn weg een beetje in Brussel en was ik er al in geslaagd om van het Sint-Katelijneplein tot aan de Zuidlaan te geraken, waar de boel onherstelbaar vastliep. Met een Brusselse kaart bij de hand trachtte ik mij ter hoogte van het Zuidpaleis in oostelijke richting te begeven, via een wirwar van straatjes, die mij onder meer langs het Vossenplein en de Blaesstraat brachten, en waarbij ik me af en toe afvroeg of ik me nog steeds in België bevond (voor de gevoelige lezers onder u: niet alleen omwille van de andersgekleurde medeburgers die her en der op straat samentroepten, maar ook omwille van de staat van sommige straten en huizen, die meer op een Napolitaanse dan een Brusselse achterbuurt leken, zeker in combinatie met de buitentemperatuur). Uiteindelijk kon ik een verlaten stukje kleine ring oversteken om op mijn bestemming, de mooie buurt van de Brugmannlaan en de Molièrelaan, terecht te komen.

De gastheer van dienst had kosten noch moeite gespaard om ons te voorzien van spijs en drank, met behulp van de Portugese nanny die voor enkele van de hapjes had gezorgd, onder andere viskroketjes en Rissóis de Camarão (oftewel een soort grote garnaalkroketten). Vooral op het vlak van de drank had de gastheer zeer tot mijn plezier een behoorlijke hoeveelheid Drappier-champagne ingeslagen (zie mijn blog van 26 maart 2008), waarbij de leverancier (een eenvoudige Brusselse wijnhandel, zo blijkt, zodat we nu weten waar we ons in België kunnen bevoorraden) zich dan nog eens vergist had in de bestelling en zowaar dubbel had geleverd, waardoor de glazen ruimschoots en onbeperkt werden aangevuld. Neem daarbij een leuke tuin, een aangename temperatuur, een terras met zicht op de (zeer langzaam) ondergaande zon, een zachte bries en fijn gezelschap, en het was welhaast 'a midsummernight's dream', de ideale ontspanning aan het einde van een bewogen week.

Thursday 18 June 2009

When the going gets tough...

‘Elk nadeel heb z’n voordeel’ zoals een groot Nederlands wijsgeer ooit zei, en het voordeel van mijn huidig nadeel is dat ik tijd heb om even in de tuin rond te hangen nu ik een paar dagen thuis ben. Dit keer niet om op te nemen wat er nog moet gedaan worden, maar een keertje om te kijken wat er allemaal in groei en bloei staat, in weerwil van al het onkruidige groen. En dat is behoorlijk wat, ondanks de lange strenge winter die heel wat slachtoffers heeft gemaakt. De slachtoffers in kwestie zijn: twee laurierboompjes, die nochtans niet in de open wind stonden, dus die zuiver in de voeten getackeld zijn door de vorst aan de grond – ik zal vanaf heden terug mijn toevlucht moeten nemen tot de zakjes uit te winkel om iemand een pee te stoven; een vrij uit de kluiten gewassen olijfboom die beschermd stond door een ferme laag coniferen – vermoedelijk heeft hij er de geest aan gegeven toen hij zich in mid-winter plots herinnerde waar hij werkelijk vandaan kwam; en ten slotte een bolle struik van ondefinieerbare herkomst of kunne, die mogelijk ook gedeeltelijk ten prooi is gevallen aan de onverwoedbare snoeilust van onze zwarte hulp in het groen (of is het groene hulp in het zwart?) van vorig jaar – voorlopig geven we dat nog even het voordeel van de twijfel, omdat het toch flink zijn best heeft gedaan om hier en daar wat groene blaadjes uit z’n dorre takjes te persen, en misschien komt het toch nog wel goed. Zelfs een oude struik die door sommigen wordt afgeschreven, kan misschien toch nog wel een late bloei kennen.

Maar de strijdlustige vorst heeft dus zeker niet het hele groene leger kunnen verschalken. Een paar fotootjes demonstreren hierbij wat er ruist in ons struikgewas, waarvan we sommige dingen al bijna uit het oog waren verloren doordat we met de regen van de voorbije weken bijna niet hebben buitengezeten:

Een roosje, misschien niet voor elke dag, maar er zijn er toch heel wat, wat wil zeggen dat je geen Gil Claes of Mark De Mesmaeker moet zijn om een rozentuin te onderhouden.






De “trosselbezen” zijn er weer; hoewel duchtig afgeschermd van lekkerbekkende vogelbekken mits een gaas, wist er toch een avontuurlijke merel langs een gaatje in de onderkant te glippen om zich tegoed te doen aan een paar rijpere besjes waar hij bij kon, wat voor mij dan weer een teken was dat de vruchten stilaan rijp zijn en zonder veel arbeid kunnen geplukt worden. (Voor wie eraan twijfelt: de groenere exemplaren laten de vogels ook hangen).


Waar we vorig jaar nog verwoed zaten te snoeien aan iets wat ons een verwilderde braamstruik en dus onkruid leek, zagen we dit jaar diezelfde struik tussen de regendruppels door mooie frambozen tevoorschijn toveren. Af en toe blijken we dan toch nog groentjes als het op tuinieren aankomt.

Verder blijkt er fruit in aantocht waar er vorig jaar nog niets was. Je kan geen appelen met peren vergelijken, natuurlijk, maar als het deze zomer allemaal volgroeit, dan hebben we in het najaar een rijke oogst: appelen, peren, pruimen of kersen? De zon zal het uitwijzen.


En na een stevige snoeibeurt omwille van één of andere schimmel die de blaadjes met blaasjes aantastte, leven onze druivenranken op als nooit tevoren. Niet dat we morgen al aan de Chateau de la Cour des Boules 2009 toe zijn, maar toch zijn de fruitdragende takjes zowat verdrievoudigd. Hopelijk kunnen we er dit jaar vóór de vogels bij.



Zoals diezelfde wijsgeer ook zei “Als het niet goed gaat, dan gaat het niet goed”, en dus was ik, nadat gebleken was dat één van de snijwonden van de kijkoperatie was beginnen ontsteken, vanmorgen terug gemoeten naar de afdeling gynecologie in het Mechelse Sint-Maarten (what’s in a name?) om het boeltje te gaan laten ontsmetten en opnieuw inpakken. Dezelfde handeling werd herhaald die ik al een dag toepaste, dus in zekere zin was het een beetje een onzinnig bezoek, maar de dokter vond wellicht dat er nog iets te weinig zout over haar patatten was.

Toeval wou dat ik ook al zowat 6 weken geleden een afspraak bij mijn drukbezette tandarts had gemaakt, die dus net vandaag viel, en aangezien ik ondertussen een stukje van een tand had gebeten was er geen ontkomen aan, kwestie van niet nog eens 6 of (“oei nee, sorry, verlof”) 12 weken te wachten voor een nieuwe afspraak.

En dat de tandarts het druk had, was wel duidelijk. Nadat ik een half uur na mijn beurt mocht plaatsnemen in De Stoel, ging ze er als een wervelwind vandoor. Terwijl ik nog zat na te denken over mijn antwoord op de ene vraag, ging haar gedachtengang al naar de volgende over, waarbij ze op haar wieltjesstoel van de ene naar de andere kant sjeesde, en ongeveer alles tevoorschijn haalde wat in de openstaande schuiven stond. Aangezien je als patient bij een tandarts altijd in de zwakste positie bent, besloot ik het maar raadzaam om stilletjes te blijven zitten en niet te proberen te kijken wat voor een wapenarsenaal werd aangelegd. De tand moest inderdaad terug opgevuld worden, waartoe ik vooreerst een gigantische injectienaald in mijn eetkamer geduwd kreeg, die alles meteen lamlegde van mijn kin tot mijn linkeroor, wat me meteen het ergste deed vermoeden. ‘Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinwinkel’, moet mijn tandarts gedacht hebben, want het bleek om niet meer dan wat boor-, schaaf- en duwwerk te gaan, waarbij ik het hele arsenaal dat tevoren was klaargelegd – al dan niet tegelijkertijd – langs mijn mond zag passeren: een stofzuiger, nog een stofzuiger, iets wat geleek op een mini-bankvijs, 3 soorten boren, een luchtpistooltje, een waterspuitje en een toestel dat de vorm had van een haardroger uit de jaren 50, maar een piepgeluid voortbracht. Ondertussen hield mijn tandarts zich onledig met over míjn buren te roddelen, wat verder in allerhande schuiven te rommelen, nog een paar keer door het lokaal te schuiven met de stoel, en een gesprek te voeren met de assistente door de openstaande deur. Deze laatste (de assistente, niet de deur) kwam bovendien nog even binnenvallen met een gsm aan haar oor en een leverancier aan de andere kant van de lijn, en at vraaggesprek diende zo nodig te worden gesteld door de assistente en ge-echoot door mijn tandarts, omdat de kwestie blijkbaar niet kon wachten tot mijn gaatje was gevuld. Dat bij dit hele gebeuren zowel de assistente als een wachtende medepatient aan de balie inkijk hadden in mijn opening, moest ik er maar bijnemen. Maar het bliepgeluidje van het jaren-50-haardroger-instrument luidde het begin van het einde in, en in een half uur was de zaak geklonken. Voor sommigen kan dit nogal een vrij gestoorde toestand lijken, maar gelukkig hoef ik dit maar één keer per jaar mee te maken, en het dient gezegd: het is een hele goeie tandarts!

Met al het bovenstaande indachtig (en wellicht val ik in herhaling): hoezeer ik ook opkijk tegen de medische uitstapjes die mij nog te wachten staan, ik kijk al uit naar het voer dat dat zal opleveren voor mijn blog...