Monday 30 March 2009

Zit m'n jasje goed, zit m'n dasje goed...

Het weekend was gelukkig alweer beter gevuld dan de buis van onze thermometer met kwik. De lente leek vrijdagavond nog ver weg, dus tijd voor nog eens een winters-gezellige kwisavond ter ondersteuning van de dames van DBW. De routine zat er niet echt in, en dat in combinatie met een paar onoplettendheden, zorgde voor een niet zo verdienstelijke plaats, weliswaar binnen de eerste tien ploegen. Maar ook de zgn. ‘familiekwissen’ worden tegenwoordig afgeschuimd door mensen die zich opnieuw ontpoppen tot het soort van streberige ‘blokbeestjes van de eerste rij’ van weleer op school, wiens enige genoegen erin bestaat zoveel mogelijk juiste antwoorden te geven en andere ploegen de loef af te steken, bijhorende discussies met de jury, protest bij mogelijk meervoudige antwoorden en dies meer. Ik kan me er allemaal niet zo druk meer in maken (ondanks deelnames aan een kwiscompetitie in het verleden en kwissen op wekelijkse basis); het is niet voor niets een occasionele vrijetijdsbesteding, zo’n gelegenheidskwis. En de vrijdagavond begint mijn verstand al een beetje in te slapen.

Zaterdagavond waren we uitgenodigd (gelukkig als gasten) op een ‘Fundraising dinner’ in het MuHKA, dat op zoek was naar geld voor uitgebreide renovatiewerken. Na de laatste tentoonstelling van lolbroek Jacques Lizène afgelopen weekend gaat het museum immers voor verschillende maanden dicht om de airco, plafonds, interne structuren en ook de gevel te vernieuwen en op te frissen. Het diner, met als dress code ‘Venetiaanse maskers’, had een culinair aspect (ter harte genomen door Bo Coolsaet, die een ‘amoureus’ menu had samengesteld), een literair aspect (met een tekst over Casanova gebracht door de grote Jan Decleir) en een muzikaal aspect (met een verrassingsoptreden van Ernst Löw, die rondtrekt met een liedjestoernee). Uiteraard kwam er ook een financieel aspect aan te pas, dat al gedeeltelijk ter harte was genomen door de gulle gastheer aan wiens tafel we mochten zitten, en er werd ook nog een (redelijk betaalbare, doch geheime) veiling gehouden, waarin we net naast een schets van Rik Poot grepen doordat iemand anders 10 euro meer had geboden...

De zondag – ondanks het nieuwe tijdstip toch laattijdig begonnen wegens het vergeten verzetten van de klok (dat komt ervan, als je op het NMBS-ritme leeft) – werd dan weer kunstzinnig ingevuld met een bezoek aan het terracottaleger van Xi’An, of althans een heel klein deeltje daarvan, dat in Maaseik enorm veel succes oogstte, en ook de laatste dag van de tentoonstelling ook nog een uitverkochte volksverhuis teweegbracht. Zo te zien heeft menig Belg niet alleen een baksteen, maar ook een terracotta soldaat in z’n maag, want het was een ware overrompeling. De locatie was dan ook vrij klein – hoewel groot genoeg in verhouding tot de tentoongestelde stukken, en heel mooi opgebouwd – maar misschien een beetje slachtoffer van z’n eigen succes met reclame in De Standaard en Knack. De terracotta soldaten, ook al stonden er maar een 10-tal, waren in ieder geval indrukwekkend en kregen het talrijk opgekomen publiek wel heel stil. Maar dat deden bij ons dan ook weer de pannenkoeken van het Pannenkoekenhuis... Op en top een zondagse uitstap.

Sunday 22 March 2009

Seks verandert alles

De gretige lezer die een gepeperd verhaal verwacht onder deze titel, moet ik bij deze onmiddellijk teleurstellen, maar nu ik toch wel jullie aandacht heb, kan je evengoed verder lezen. Deze titel is namelijk niet meer of niet minder dan een liedje van "De Mens" Frank Vander linden. Diezelfde Frank is immers "Solo" op tournee en mocht als opwarmer dienen van ons weekend en dat van schoonzus en -broer in een uitverkocht cultureel centrum De Wildeman in Herent (vanwaar mijn schone man en dito familie afkomstig is).

Het was een intiem gebeuren waarbij hij met akoestische gitaar (of zelfs 2) al de nieuwe liedjes van zijn solo-CD aan de man bracht, aan elkaar gepraat met de hem zo typische spitsvondigheden en taalkundige humor, die letterlijk geen seconde verveelde, en de uitverkochte zaal zowat anderhalf uur continu in de ban hield (ook al begreep dan niet altijd iedereen in het publiek al zijn kwinkslagen). Uiteraard deed hij af en toe beroep op het repertoire van zijn collectief De Mens, om de weemoed van zijn eigen liedjes een beetje te doorbreken, maar door de intimiteit van het gebeuren leek het alsof Frank voor ieder van ons apart zong.

Typerend voor heel het optreden was ook zijn oprechte bescheidenheid en nederigheid ten opzichte van het publiek, die omgekeerd evenredig zijn aan zijn talenten en wat hij allemaal zou kunnen bereiken. In dit Vlaanderen van BV's zou Frank veel groter en opvallender kunnen zijn dan de hele schare nitwits die ons TV-scherm en onze radio's bevolken, maar dat is misschien net wat hem zo sympathiek maakt. Hij bedacht ons nog met een 'unplugged'-versie van "Irene", die uiteraard het hele weekend in het hoofd bleef spelen.

Voor diegenen die niet meer binnengeraken in de bijna volledig uitverkochte reeks solo-optredens, is er nog steeds zijn CD, waarvan je hier een paar mooie liedjes kan beluisteren. En anders kan je vanaf 8 mei weer terug naar De Mens, ook weer in Herent! In een park of 'In de walszaal", een optreden van deze Frank is veel euro's waard.

Tuesday 17 March 2009

Welcome bienvenue wilkommen

Via een verdwaalde mail van het CRRAV, een organisatie die de filmindustrie van Nord-Pas de Calais promoot en steunt, met een gratis uitnodiging voor een avant-premiere in de cinema UGC De Brouckere in Brussel, trok ik met enkele collega's naar "Welcome", een nieuwe film met Vincent Lindon, een van de fermere exemplaren van het Franse acteerkorps.

De Franse filmindustrie levert gewoonlijk zeer sterke stukken af, maar jammer genoeg moet je voor veel van die films in Belgie nog steeds richting Brussel trekken, of in Vlaamse alternatieve en al dan niet obscure cinema's terecht. Ook nu weer voor deze "Welcome", die een aanklacht vormt tegen de Franse politiek van Sarko & Co. inzake politieke vluchtelingen en vooral de behandeling van mensen die opkomen voor de mensen zonder papieren. Het verhaal is bijna hallucinant, maar helaas ook de Franse politieke realiteit, zo werd ons achteraf nog uitgebreid toegelicht door de heer Vincent Lindon zelf, die speciaal daarvoor naar Brussel was afgezakt en aan wiens lippen wij maar wat graag bleven hangen, terwijl hij een persoonlijk debat op gang trok met de aanwezigen in de overigens zeer mooie cinemazaal.

In ieder geval een aanrader voor de liefhebber van de betere film, en ook eens een goeie kijk op de situatie aan de andere kant van de Bekaert- of prikkeldraad in de wereld van de politieke vluchtelingen. Wij keerden alvast zeer tevreden terug.

Sunday 15 March 2009

Daar is de lente

Op zondag hadden we de respectieve moeder en schoonmoeder op bezoek, en bij wijze van namiddagvulling was de boodschap culinair te entertainen – al lonkte de buitenwereld bij de aanblik van een pril voorjaarszonnetje. In de voormiddag kregen we eerder al bezoek van een andere oude bekende: de “rosse” was terug, en wel als brooddief van de restjes die voor de vogels worden buitengegooid. De winter duurt blijkbaar zo lang dat onze rosse door zijn voorraden zit en die van zijn gevederde confraters moet aanspreken, die zich overigens onder de gegeven temperaturen ook nog gretig tegoed doen aan de aangeboden vetbollen, wat erop wijst dat de echte lente toch nog even op zich laat wachten en er nog niet veel te vinden is.


Het startschot in ons schranskot werd gegeven met een glaasje Drappier, wat mij betreft met mijlen voorsprong de beste champagne. Bij mij heeft hij natuurlijk een voetje voor omdat hij gemaakt wordt zonder toevoeging van sulfieten, omdat de producenten zelf hoofdpijn krijgen ten gevolge van de sulfieten (zo bleek bij een bezoek aan aan de kelders in de buurt van Troyes vorig jaar), en bibi daar ook geregeld aan lijdt (al kan de hoeveelheid ingenomen vocht daar soms ook wel voor iets tussenzitten). Bovendien was het ook de favoriete champagne van le Général De Gaulle (zie blog 26 maart 2008), die la France als veuve achterliet bij zijn overlijden pakweg enkele dagen na mijn conceptie in november 1970.

Na een kruidige zotte salade met o.a. wilde zalm, gerookte ganzenborst, gedroogde parmaham en kwarteleitjes, ondersteund door een Pommard (2006) die nog iets te jong was en wat rijpingsjaren voor de boeg heeft, werd overgegaan naar de plat de résistance, verse lamskoteletjes met gegrilde zomergroenten en couscous met munt, waarmee het verlangen naar de zon toch al een beetje werd getemperd.

Was het luiheid of gemakzucht, vermoeidheid of gewoon gebrek aan inspiratie, maar gelukkig schoot Dr. Oetker mij te hulp bij het bereiden van een moelleux met chocolade die mij anders ongetwijfeld een paar uur meer in de keuken zou hebben gehouden. (Nvdr: de hulp van deze dame is overigens aan te raden als je wil uitpakken met een mooie taart zonder uren in de keuken te staan, en toch een kwalitatief product wil afleveren.) Tijd die nu kon besteed worden aan een vredige uittocht van koffie en crêpes dentelles, met een glaasje Calvados ter digestie.
Zo werden de hemel en aarde in al hun rijkdom voltooid, en ik rustte uit van al het werk dat ik gedaan had. Amen.

Saturday 14 March 2009

It takes every kind of people

De dagelijkse treinreis naar het werk is altijd een avontuur omwille van de grilligheid waarmee de zogenaamde “vaste” treinschema’s gehandhaafd worden door de Nationale Maatschappij voor Beter Spoorverkeer; na 2,5 maand sporen ben ik er nog steeds niet uit of de uren die in het station worden aangegeven dan wel de aankomsturen van de trein, de vertrekuren van diezelfde trein, of gewoon de wachttijden voor de reizigers zijn. Ik had al enigszins begrepen dat het aangegeven uur eigenlijk het vertrekuur van de trein hoort te zijn, al is dat niet erg duidelijk als je bij het ene spoor op de trein van 17.57 uur staat te wachten die er om 18.03 uur nog steeds niet is, terwijl op het spoor ernaast die van 18.07 uur al aankomt en ook meteen weer vertrekt. Zowat 1 trein op 4 (ruwe schatting) heeft 5 tot 10 minuten vertraging, waarbij in de meeste gevallen geen enkele verklaring wordt gegeven aan de wachtende reiziger; als de vertraging meer dan 10 tot 20 minuten bedraagt, dan krijg je in het beste geval een +0.05 of +0.10 op het bord, kwestie van er grofweg een cijfer op te plakken om de gemoederen toch enigszins te bedaren: Nooit Meer Bijtijds Sporen. Ik sta er nog altijd van versteld hoeveel (ongetwijfeld overwerkte) mensen al die jaren met een kluitje in het riet worden gestuurd zonder dat daar een revolutie uit voortkomt.

Maar een ander speciaal gegeven zijn de medereizigers waar je elke dag mee geconfronteerd wordt, en waar enige variatie inzit tijdens de ochtend- en de avondrit.

Het begint met de studenten die geen greintje respect meer hebben voor oudere of simpelweg andere medereizigers, en ’s morgens op de eerste trein als ervaren rugbyspelers de anderen opzijkegelen in hun doortocht naar de laatst overblijvende vrije plaatsen in de rijtuigen, om vervolgens met een touchdown net voor andere mensen die zich net wilden neerzetten op de zitbank te duiken en zich daar in hun eentje of met twee breed uit te stallen, luid opscheppend over de laatste fuif van de avond ervoor, terwijl de zitbank in kwestie eigenlijk wel voor drie reizigers is bedoeld. Nietsvermoedende reizigers die als laatste zijn opgestapt en zich nog een plaatsje forceren op die bewuste bank, worden niet alleen doodgebliksemd met de blikken van de schoolgaande jeugd, maar krijgen ook hardop commentaren naar het hoofd geslingerd. En ook dat – heeft het vroege ochtenduur er iets mee te maken? – wordt door de medereizigers stilzwijgend ondergaan.

Dan is er het soort reiziger dat zijn reisstonde naar het werk als het verlengde van zijn nachtrust ziet. Zij zitten stilletjes op een zetel of bank, in een diepe, doorgaans ook ronkende slaap verzonken, en storen de medereizigers eigenlijk niet, behalve als de slaap met spastische schokken gepaard gaat, of het straaltje speeksel dat zich een weg naar de kin baant bij bewustzijn met luid geslurp weer wordt binnengehaald. Doch zelfs die laatste acties schijnen hen niet te deren of te generen, en na zich ervan te hebben vergewist dat de rit nog steeds wordt verdergezet, gebeurt hetzelfde met hun slaapoefening.

Bij het afstappen en het verlaten van het perron op doorgaans ontzettend smalle trapjes, die werden geinstalleerd toen het reizen met de trein nog een privilege was voor de gegoede burger, wordt ook duidelijk wat mensen allemaal meezeulen van en naar het werk of de school (terwijl ondergetekende zoals gewoonlijk alleen haar handtas met een boek bijheeft): er zijn de studenten met rugzakken die een grotere omvang hebben dan die van een doorsnee G.I. in oorlogstijd, en die bij voorkeur dan nog breed gesticulerend en in alle richtingen draaiend een uitleg doen tegen hun omstaanders, waardoor het afdalen of beklimmen van de perrontrap voor iedereen errond een strijd tegen de zwaartekracht wordt.

Er zijn ook de ambtenaren, te herkennen aan hun doorgaans onopvallende houding, de vaste tegel die ze innemen voor het bestijgen van de trein, de vaste zetel waar ze aanspraak op maken en de wanhoop die in hun ogen geschreven staan wanneer een occasionele reiziger of iemand met zin voor avontuur heeft besloten die ochtend eens een andere zetel te proberen, waardoor die eigenste zetel onbeschikbaar is, en hun hele ochtendritueel om zeep is geholpen. Maar wat bovenal opvallend is – wie durft beweren dat ambtenaren niet hard genoeg werken? – zijn de enorme boekentassen of zgn. attaché-cases die ze bij zich hebben. Die zijn van een dergelijke omvang dat je verrukt kan vaststellen dat er nog hoop is voor de Belgische Staat om door alle achterstand in haar papierwerk te geraken, afgaande op de stapels papierwerk die ze van thuis mee terugbrengen. Of zijn het gewoon gigantische genetisch gemanipuleerde boterhammen om de dag mee door te komen?

Ook op de avondlijke terugtocht biedt de reis een bont allegaartje medereizigers, die het best te bestuderen zijn op de latere treinen, omdat er dan meer plaats in de rijtuigen is, en individuen veel minder worden gestoord in hun doen en laten.

Er zijn de grootsprekers, die duidelijk nog te vergaderen hebben of dringende zaken hebben af te handelen op te trein via hun mobieltje, en dat heel graag met veel decibels ten gehore brengen van de medereizigers, om aan de wereld kenbaar te maken hoe belangrijk ze wel zijn voor de maatschappij of het bedrijf. (De decibels zakken gewoonlijk aanzienlijk tot fluistertoon als moeder de vrouw belt om te vragen waar ze blijven en de verder instructies inzake het huishouden voor later die avond door te geven. De plaats op de sociale ladder is niet altijd recht evenredig met die in het huishouden.)

Af en toe kom je op de trein een soort rebellen of vrijgevochten ex-hippies tegen, die gewoonlijk niet van of naar het werk reizen, maar die één welbepaalde vage bestemming als doel hebben (bv. “Oostende”), echter zonder welbepaalde reden, en dat soms in het bijzijn van een zeer groot maar onduidelijk of onnuttig voorwerp (bv. een gigantische luidspreker). Hun probleem is dat ze niet weten op welke trein ze zitten, waar ze moeten afstappen of overstappen, en soms zelfs niet naar welk station ze exact gaan, maar dat probleem is doorgaans maar tijdelijk. In veel gevallen wekt hun oprechte naiviteit en onwetendheid zoveel sympathie op in deze jachtige wereld van cijfers en instructies, dat in geen tijd de medereizigers errond zitten debatteren over waar ze welke trein moeten nemen, waardoor ze tegen de volgende halte wel vier verschillende treinopties hebben om uit te kiezen, en ze uiteindelijk ongetwijfeld, zonder iPod, gsm, laptop of gps, ook wel op hun bestemming zullen terechtkomen.

Tenslotte is er dan de soort die je in het station ziet staan, en waar je initieel geen aandacht aan besteedt, die een beetje eigenaardig zijn, maar die vooral angst inboezemen als je er alleen mee in een rijtuig komt te zitten, en dat zijn de mensen die luidop tegen zichzelf praten. In stationsgangen vallen ze minder op omdat alle geluiden er sowieso door de gangen galmen in alle mogelijke richtingen. Maar eens ze in een rijtuig zitten, vallen ze op omdat ze soms vrij luid hardop beginnen te lachen of te praten. Als nietsvermoedende medereiziger denk je aanvankelijk nog dat ze bellen met de gsm, of hardop reageren op een sms die ze net hebben gekregen, maar als je even voorzichtig in hun richting blikt en merkt dat ze louter en alleen tegen zichzelf bezig zijn, dan wordt het even ongemakkelijk. Als je er naar kijkt, of erop ingaat, zit je voor je het weet nl. verwikkeld in een gesprek waar je kop noch staart kan aan krijgen, en toch kan je het niet laten om af en toe even in hun richting te kijken, omdat het op zich toch wel een curieus gegeven is, vooral als het niet bij wat terloops gemompel blijft, maar ze ook volmondige gesprekken zitten te voeren en daarbij hun schoenen nog beginnen uit te doen of hevige luchtgevechten voeren. Een dergelijk onderhoud met een onzichtbare vriend maakt je vooral ongemakkelijk als je zelf midden in een 19de eeuwse griezelroman zit...

Maar laat het nu net die variatie en dat schouwtoneel zijn dat de routineuze treinreis elke dag toch een beetje speciaal maakt.

Tuesday 10 March 2009

Met zeven aan de tafel

Mijn laatste blog dateert alweer van februari, wat wel erg klinkt als 'vorige maand'. Veel werk overdag, baskettraining en teveel sociale activiteiten op de agenda op de vrije uren die restten 's avonds en tijdens het weekend, zorgen dat het potje af en toe al eens overkookt. Te veel routineuze verslaggeving waarvan het sop de spreekwoordelijke kool niet waard is, kan bijzonder onaangename oprispingen bij het lezerspubliek tot gevolg hebben, en daarom dringt een exquise selectie zich op om de fijnproevers van leesbeetjes te voorzien, die door tijdsgebrek echter veelal door de mazen van het net glippen.

Net na mijn laatste input, die een uitgekookt verslag was van een semi-gastronomisch uitstapje beneden 's lands grenzen, mocht ik op een koude woensdagavond met enkele ex-collega's en vriendinnen alweer aanschuiven bij Resto Henri in Brussel. Het restaurant in de schaduw van de Brusselse 'Vismet' was een tweetal weken ervoor nog aangeprezen in de Weekend Knack, en net het weekend ervoor nog in De Standaard, alsof ze zelf met hun restaurant hadden geschooid bij de pers. Want wat meteen opviel, was dat de beide publicaties alleen maar woorden van lof hadden voor de keuken van Resto Henri. Bibi wil natuurlijk eerst zelf proeven en dan oordelen, en het was duidelijk dat de journalisten hun beoordeling op een schoteltje kregen aangereikt, in ruil voor een gratis maal. Geen grote keuken, maar 'Standaard' Belgische keuken, en eigenlijk nog niet eens van een uitgesproken originaliteit. Of toch iets dat het vermelden waard was: omdat we nogal lang moesten wachten, kregen we van de chef een klein hapje, en dat was een halve 'kroket van varkenswangetjes' die als voorgerecht op de kaart stond. Het proefde lekkerder dan het bekte, en kon toch ons hart een beetje verwarmen voor Resto Henri. Misschien in het vervolg toch maar zelf checken 'what's cooking', alvorens uit de hand van de geschreven pers te eten.